Ankor Wat

Angkor WatWeer zoiets uit een boek van vroeger waar ik een keer heen moest. En nu ben ik er. Dat wil zeggen, in de plaats Siem Reap. s’-Ochtends van het vliegveld gehaald met de limousine van het hotel: een gemotoriseerde tuk-tuk. Rugzak op het dak en naar het hotel een half uurtje verderop. Onderweg kom ik al van alles tegen: levende varkens die achterop de brommer vervoerd worden, wel viers stuks op de bagagedrager. Zelfs een heel nest biggetjes, een stuk of twaalf zie ik voorbij gieren. Het hotel is eenvoudig en valt in het niet bij alle resorts die ik al heb gezien. Geeft niet. Ik zit voor $ 8,- per nacht en hou dus geld over om andere leuke dingen te doen.

Siem Reap is welvarend. Grote hotels, ook veel nieuwbouw, een gezellig centrum met veel restaurants en café’s. Hier hou ik het wel even uit. Maar daar kom ik niet voor. Ik kom voor de ruines. Ik ga er niet direct heen. De entree van de ruines is vrij duur en je hebt zeker drie dagen nodig om alles te zien.

De volgende dag ga ik s’-ochtends in alle vroegte met mijn prive-driewieler met chauffeur op stap. Bij de ingang van het Angkor Wat complex koop ik een vijf-dagen kaart. Zo kan ik mijn bezoeken een beetje doseren en kan ik in alle rust de ruines bekijken en kan ik zelfs naar de meest mooie plekken een keertje terug. Dat doe ik wel vaker. Als iets me bevalt dan ga ik nog eens. Het eerste doel is de zonsopkomst bij Angkor Wat. Voor de duidelijkheid, Angkor Wat is een van de ruïnes in het complex. De belangrijkste en de mooiste zegt men. En de zonsopkomst is een wereldervaring. Angkor betekent “heilige stad” en was de hoofdstad van het Khmer-rijk, wat zijn hoogtijdagen had tussen de 9-de en 12-de eeuw. Ik zou zeggen, Google het eens. Best interessant om er iets meer over te lezen.

Maar de ochtend valt tegen. Het wemelt er van de mensen. Een paar duizend denk ik. En ze zitten natuurlijk allemaal in de weg. En degenen die niet in de weg zitten die proberen al duwend en trekkend zich door de menigte heen te bewegen. Niets voor mij. Dat heb ik gauw bekeken. Ik heb wel mooiere zonsopkomsten gezien. Ik ga de binnenkant van het complex maar eens bekijken. Daar is het wat rustiger en best de moeite waard. Veel onthoofde beelden, waarschijnlijk hebben volkeren met een andere godsdienst dan die de beelden vertegenwoordigen, hun agressie erop geuit. Niet prettig voor de beelden maar het levert leuke plaatjes op. Na Angkor Wat bezoek ik Angkor Thom en Bayon. En eigenlijk vind ik dat mooier dan Angkor Wat. Vooral Bayon met de grote stenen kop/hoofd-abeeldingen op de daken en boven de poorten van het complex. Ik heb er uren rondgelopen en krijgt direct een “terugkom-nominatie”. Helaas lopen er op het tijdstip veel groepen rond. Het valt me op dat de chinezen en Koreanen (ik vraag altijd waar ze vandaan komen; dat doen ze bij mij ook) erg dringen en duwen en totaal geen rekening met iemand houden die een leuke foto probeert te maken. Ze gaan er gewoon voor staan. Nadat ik het een paar keer heb meegemaakt wordt ik wat botter en roep hard “move” en geef gebaar met mijn hand. Vaak helpt het.

De vier dagen erop bezoek ik Angkor Wat keer op keer. Ik kan er geen genoeg van krijgen.

Wat mij betreft is de toplocatie Ta Prohm, een Boeddhistisch tempel/kloostercomplex wat nog voor een groot gedeelte overgroeid is door de jungle. Natuur en cultuur gaan hier samen en je kunt vogelen en cultuur snuiven op het zelfde moment. Niet dat er veel vogels zitten. Integendeel. Ik heb er weinig meer gezien dan wat Mynas (soort spreeuw) dus om te vogelen hoef je er niet naartoe. Stenen zijn gebarsten door boomwortels. Sommigen zeggen “zonde” maar ik vind het mooi. Zelfs mooier dan wanneer de steen heel was.

Ik zie in een verlaten hoekje een hoofd van een stenen beeld in een boom. Het beeld is onthoofd door en opgenomen in de boom. De boom laat hier zien dat hij sterker is dan Boeddha: oerkracht. Tempels zijn er bezet en ontzet door boomwortels en –stammen. Veel mensen lopen er aan voorbij zonder over de boodschap na te denken maar ik geloof dat er echt een boodschap is. De natuur lijkt zeggen: “er is maar een religie en dat ben ik”.

Hoe zou het zijn als men in Nederland wat kerken laat overwoekeren door het “onkruid”. Eerst zou men er schande over spreken, de gemeente aanklagen en klachten indienen bij de politie. Na een jaar of vijf is men er aan gewend en als de krakers er niet meer in willen dan wordt het pas mooi. De eerste wilgen en berken groeien na zo’n jaar of tien uit het dak, de vleermuizen maken er hun kraamkamer en over 50 jaar is het een bezienswaardigheid en kan men rondleidingen krijgen in dit toch wel heel mooie natuurfenomeen. Is dat niet een goed idee? Er is toch leegloop uit de kerken. Wie weet als ik terug kom in Nederland dat ik het bij de plaatselijke dominee en koster ga opperen. En wie weet valt het kwartje dan ook bij anderen: dat er maar een oerkracht is en dat is de natuur. Maar ik dwaal af.

Na de vijf dagen Siem Reap is het tijd om naar Pnom Penh te gaan. Daar vertrekt namelijk mijn vliegtuig naar Peking van waaruit ik naar Tibet wil reizen. In Pnom Penh verblijf ik twee dagen. Genoeg dunkt me. Pnom Penh is een grote stad. Het zal vast te druk voor me zijn. En inderdaad. Het is druk. Maar niet zo zoals ik verwacht had. Het is draaglijk. Ik vermaak met de laatste 2 dagen met mooie uitzichten over de Mekong rivier, echte Capucchino en lekker eten. Cambodja heeft Franse invloeden gehad en het eten dus ook. En Frans eten vind ik lekker.

De laatste dag breng ik een bezoek aan de Killing Fields. Een droevig resultaat van jaren overheersing door Pol Pot, leider van de Rode Khmer. Jarenlange terreur door deze aanvankelijk door Amerika ondersteunde man heeft het leven gekost aan miljoenen Cambodjanen. Ieder die een vreemde taal sprak, intelligent was of zelfs maar een bril droeg werd opgepakt, gemarteld en soms vermoord. Monniken moesten afstand nemen van hun geloof en op het land gaan werken. Wie protesteerde of niet gehoorzaamde werd ter plekke neergeschoten. De Killing Fields is een vernietigings- en martelkamp. Je zag niet alleen dat hier vreselijke dingen zijn gebeurd, ik voelde het ook. Ondanks de warmte stond het kippenvel me op de rug. Duizenden schedels zijn opgebaard in een glazen monument. Schedels van volwassenen en van kinderen. Als ik er rondloop zie ik witte langwerpige stenen in de grond maar als ik de stenen van dichtbij bekijk blijken het botten te zijn. Beenderen van vermoorde mensen. Verderop steken als bloemen gekleurde stukken stof uit de grond: kleding van de omgekomenen die hier in massagraven zijn begraven.

Ik blijf er maar kort en ga gauw terug naar de stad en neem een kopje capuccino. Maar met de beelden van de Killing Fields nog voor ogen smaakt het bitter.