Pokhara (Nepal), 1 oktober 2007. Pessimistisch

Op het moment dat ik drie Myanmar-verhalen heb geschreven en naar Nederland wil mailen om ze op mijn site te laten zetten, zie ik op het nieuws beelden van Myanmar. Leuk..denk ik. Myanmar, daar was ik 2 maanden geleden ook. Ik zie de Shwegadon Pagode. Een van de heiligste plekken voor Boeddhisten in Myanmar. De monniken lopen door het beeld. Ze schreeuwen, heffen hun vuisten. Het is een demonstratie. Al een paar dagen protesteren monniken, zegt de nieuwslezer. De bevolking ondersteunt het protest en doet mee met de betogingen. Die dag zijn naar schatting 100.000 mensen op straat om hun ongenoegen over de onderdrukking te uiten.

Het beeld verandert en ik zie een scene van een man met camera die van korte afstand door een soldaat wordt neergeschoten. Hij beweegt nog even. De soldaat loopt door zonder zich verder om de man te bekommeren. Later hoor ik dat het een Japanse persfotograaf was. Hij overleed ter plekke.

Ik bedenk me dat het voor het zelfde geld een Nederlandse amateurfotograaf had kunnen zijn. Eentje die door een kleine wijziging in zijn reisplan niet in juli maar in september in Myanmar geweest zou zijn.

Ik besluit mijn verhalen nog niet te mailen. In plaats daarvan mail ik Thet, een vogelaar die ik in Myanmar heb leren kennen, en vraag hem hoe het is in Yangon. Een dag later krijg ik een mailtje van hem terug. Met hem gaat het goed maar hij zegt dat er veel arrestaties zijn en ook veel doden. Hij noemt geen getal maar het zijn er zeker meer dan de 7 die in het westerse nieuws worden genoemd. Veel monniken zijn opgepakt en naar onbekende plaatsen gebracht. Boeddhistische tempels zijn gesloten. Hij maakt zich zorgen.

Meer nieuws heb ik sindsdien niet meer van hem gehoord. De internetlijnen zijn gekapt door de militairen. Niets komt meer binnen en niets kan meer naar buiten. Het land is nog verder geisoleerd, nog meer gevangen.

Op het moment dat ik dit schrijf is er, ondanks protesten van China, een UN delegatie op bezoek in Myanmar. Er moet gepraat worden. En er moet meer gebeuren. Om het volk de vrijheid terug te geven moet het militaire regime weg en moet Aung San Suu Kyi de positie krijgen waar ze al bijna twee decennia recht op heeft, die van president.

Het valt te betwijfelen of dat zal gebeuren. De militairen hebben de macht en worden ondersteund door China. China zal alles op alles zetten om hun positie in Myanmar te behouden en hun investeringen in het land veilig te stellen. Ik denk dat het westen en de UN te weinig vuist kunnen en willen maken (teveel belang bij een goede relatie met hun lage-lonen-land China) om het land vrij te krijgen.

Nee … ik ben pessimistisch. Maar ik hoop van ganser harte dat ik niet gelijk heb.

Yangon, 17 juli 2007. Eerste indrukken van Myanmar

De aankomst in Yangon is nat. Het heeft geregend. Als ik in de taxi naar het hotel zit, krijg ik het gevoel van “hee…. dit is anders dan de andere landen”. De mannen lopen in een Sarong, de vrouwen hebben witte crème op hun gezicht. Een smeersel wat gemaakt is van een plant die hier in Myanmar groeit. Thanaka heet het. Het schijnt goed tegen zonnebrand te zijn. Maar het wordt ook als make-up gebruikt. Bijna zonder uitzondering lopen ze met een soort blikken trommel. Dat is hun lunch verklaart de chauffeur. Rijst met groente en vlees. Het blikken thermostrommeltje houdt het eten goed warm. Er rijden autos rond die zeker 50 jaar oud zijn. Een enkele modernere Japanner. De kleine blauwe mini-pick-ups zijn ook taxi’s. Achterin kun je hoogstens met zijn vieren zitten maar ik zie ze rijden met wel 10 mensen achterin de bak. Even later kom ik aan bij het hotel. Een rij monniken loopt langs, elk met een metalen pot. Het zijn bedelmonniken. Bij elke winkel stoppen ze en vragen om eten of andersoortige bijdrage.

Myanmar ademt een authentieke sfeer uit. Het lijkt of de tijd een halve eeuw heeft stilgestaan. Maar dat geldt niet voor alles. Als ik op mijn kamer kom zie ik nota bene een internetaansluiting. Fijn denk ik. Lekker modern. Helaas hangt er een bordje boven met “op last van de regering mogen wij u geen internet aanbieden. Onze excusues”. Elk contact met de westerse wereld wordt geblokkeerd. Geen Hotmail, Yahoo of Gmail is mogelijk in de paar internetcafes in Yangon. Geen geldatomaten, geen creditcardbetalingen. De regering houdt vooruitgang tegen. Het lijkt wel of ze bang zijn.

Even wat feiten en geschiedenis. Myanmar is een politiestaat. Even heb ik getwijfeld of ik er naartoe zou gaan. Er is immers geen democratie maar een militair regime. De mensen worden onderdrukt, zijn niet vrij. Een regime dat de laatste verkiezingsuitslag (1990), waarbij de partij van Aung San Suu Kyi, de National League for Democracy, met 80 % van de stemmen won, niet erkent. Al voor deze verkiezingen werd Suu Kyi, inmiddels 62, onder huisarrest geplaatst. Ze kon alleen “vrijheid” terugkrijgen als ze het land zou verlaten. Dat heeft ze nooit gedaan. Zelfs niet toen haar in Engeland wonende echtgenoot in 1997 kanker kreeg en 2 jaar later overleed. In 2002 kreeg ze haar vrijheid terug omdat, zoals de militaire junta zei “we ervan ovetuigd zijn dat we elkaar kunnen vertrouwen”. Niets bleek minder waar. Een door de junta gesteunde bende overviel haar woning en vermoordde 50 van haar aanhangers. Suu Kyi wist echter te ontkomen maar werd later gearresteerd en in de gevangenis gezet. Nu zit ze in een”pension” en mag daar niet uit. Vanwege haar geweldloos verzet heeft ze in 1990 zowel de Sakharov-prijs als de Nobelprijs voor de vrede gekregen. Met het geld wat ze (of eigenlijk haar zoons in Engeland, die de prijs namens haar in ontvangst hebben genomen) daarmee ontving heeft ze een fonds ter verbetering van de gezondheid en opleiding van het volk van Myanmar opgericht. Vervolgens beschuldigde de Junta haar ervan dat ze de belasting ontdook omdat ze het geld niet in Myanmar had aangegeven.

Er zijn vele protesten vanuit alle delen in de wereld tegen haar huisarrest maar de Junta heeft er geen oren voor. Vele landen hebben zelfs hun betrekkingen met Myanmar verbroken. Een paar landen hebben dat ook niet gedaan. Zo is China op dit moment de belangrijkste handelspartner en spint garen bij de boycot door de andere landen. Je ziet het als je door Myanmar reist. Chinese winkels, veel Chinezen, met name in het noorden. Chinese militaire voertuigen en tanks. De handelsembargos geven China vrije doorgang tot Myanmar. Naar ik heb gehoord kappen Chinezen in het Noorden van Myanmar de bomen omdat ze in China hardhout nodig hebben. Een slechte zaak!! Nog even en Myanmar wordt een tweede Tibet. Een trieste keerzijde van het zo mooie Myanmar met haar lieve mensen.

 

Genoeg politiek.

Ik loop vanuit het hotel de straat op en ontmoet verschillende mensen die geld willen wisselen. Na wat onderhandelen krijg ik een goede koers. Ik loop met de man mee naar een cafetje waar de deal plaats vindt. Er wordt een tweede man bij geroepen. Hij vraagt wat ik wil wisselen. Ik begin maar voorzichtig net $ 50,=. Je weet maar nooit. De Kyats (de geldeenheid van Myanmar) worden uitgeteld. Een hele stapel van briefjes van 500. Te dik voor mijn portemonnee. Na de deal loop ik nog wat door de stad en ga daarna wat eten. In het hotel tel ik de stapel nog eens na. En nog eens want het klopt niet. Potverdorie……. ze hebben me te weinig gegeven! Het is gelukkig niet veel wat ik te weinig heb gekregen maar het maakt me boos. Ik scheld in mezelf en vooral op mezelf. Moet je maar beter opletten klinkt het stemmetje in me. Lieve mensen hier in Myanmar en ik tref die ene verkeerde. Want ik vind de mensen hier nog steeds super. Ze lachen bijna allemaal, maken een praatje. Ze geven me een goed gevoel. Heel anders dan Thailand waar ik net vandaan komen. Of Maleisië. Daar waren veel meer onvriendelijke of norse mensen. En het voelde vooral anders.

De eerste dag is voorbij. Een dag in een nieuw land. Een veelbelovend land. Een onderdrukt land. Een leerzaam land. Een land wat nog veel in het nieuws zal komen.

Bagan, 25 juli 2007. Vogeltrip in Myanmar

Na het culturele vermaak werd het weer eens tijd voor een echte vogeltocht. Gelukkig is er internet en daarmee is van alles op vogeltripgebied te vinden. Ook in Myanmar. Maar er zit altijd veel kaf onder het koren en om de goeie eruit te pikken kost het altijd wat meer moeite. Meestal zoek ik dan wat recensies of commentaren van ex-klanten. Niet op de eigen site natuurlijk want dat kunnen ze zelf geschreven hebben, maar op andere sites. Een bureau, gevestigd ergens in het stadium vlakbij mijn hotel, had goede recensies. Thet stond me te woord, liet foto’s van trips zien, en maakte me enthousiast voor een 5-daagse vogeltrip waarbij we 4 verschillende vogelgebieden zouden bezoeken.

Helaas zit ik niet in het beste seizoen. Dat is in januari. Dan zijn er meer migranten (vogels wel te verstaan) en, wat nog belangrijker is, de wegen naar de beste vogelgebieden (onder meer Mount Victoria) zijn dan begaanbaar. Nu niet. Het regent nog te veel en zelfs met een 4 WD is het risico om ergens vast te komen zitten te groot. Helaas. Maar er zijn gelukkig genoeg andere gebieden om te bezoeken.

We beginnen de trip in Hlawga Wildlife Park, vlakbij Yangon. Het is een soort dierentuin/ safaripark. Het klinkt vreemd, vogelen in een dierentuin maar het is erg lonend. Het is een goede plek voor vogels. Het wemelt van de Babblers, Bulbuls, er zitten een paar Indian Rollers en er loopt een Red Junglefowl, familie van onze kippen. White-breasted Kingfishers maken een aparte roep. Als ik ze hoor moet ik altijd aan een eerdere trip in India denken. Daar wemelde het ervan. Hier zien we er vier maar ze zijn schuw en ze hoeven maar een glimp van mijn camera of lens te zien of ze vliegen al weg.

Bijzonder zijn de Laughing Thrushes. Herrieschoppers zijn het maar ze leven vrij verborgen. Thet heeft een tape-recorder mee en als hij het geluid afspeelt antwoorden de White-crested Laughingtrushes direkt. Ze blijven rond de auto vliegen en proberen de vermeende indringer met gekrijs te verjagen. Helaas zitten ze bijna geen moment stil. Alleen als ik een hard “psssss”-geluid maak, blijven ze even verbaasd zitten (dat geluid komt niet voor in hun vocabulaire) en heb ik kans op een foto.

De volgende dag is het gebied rond Kalaw aan de beurt. We vliegen naar Heho (ja dat is een plaatsnaam) en rijden dan nog 2 uur naar een guesthouse. Helaas regent het de hele dag en het aantal vogels valt tegen. Het is bosrijk en op sommige plekken vinden we flocks, zwermen vogels die door de jungle zwerven. Gemengde groepen zijn het, vaak bestaande uit Barbets, Drongos, Orioles, Minivets en andere kleinere vogels. Met zulke groepen moet je geluk hebben. Het is een kwestie van vooral oren open en op het geluid afgaan. Sommige flocks bestaan uit wel 20 verschillende soorten vogels. Een fenomeen wat ik in Centraal en Zuid-Amerika ook ben tegen gekomen. De regen dwingt ons zonder goede fotos terug te gaan naar het guesthouse maar de Kerkuil die in de schemering vlak over mijn hoofd scheert maakt een hoop goed. “Dat brengt ongeluk” zegt Thet. Kan best zijn zeg ik maar het was toch leuk.

Lake Inle is een ondiep meer waarvan een groot deel als natuurgebied is aangewezen en de volgende dag maken we een boottrip. Het is gelukkig weer goed weer en op gezette tijden ratelt mijn camera weer. Het lijkt wel oorlog. Koereigers, Middelste Zilverreigers en Kwakken scheren over ons heen als we bij een kolonie komen. De jongen zijn al bijna volgroeid maar durven nog niet echt op de vleugels te gaan. Als een jonge zilverreiger te dicht bij de buren komt wordt hij terechtgewezen. Wegwezen lijken ze te zeggen en met een paar gerichte snavelprikken komt het jong weer bij zijn eigen hoop takken. Een soort die in Lake Inle goed te zien is (elders moeilijker) is de Jerdons’ Bush-chat, een soort roodborsttapuit/paapje maar dan zwart/wit. Helaas heeft de boot een soort vrachtwagenmotor en de herrie verstoort de vogel vaak voordat ik hem op de korrel kan krijgen. Maar soms roeien we een stukje en kan ik dichterbij komen. Een paar leuke foto’s is de beloning. In een vogelhut, er waren er vier maar er is er nog maar eentje over, de rest is vergaan wegens gebrek aan onderhoudsgeld, zie ik vlakbij een Grijze Wouw zitten. Ik ga uit de hut en sluip door het riet naderbij. Hij zit vlakbij een klein hutje en ik kan goed dichtbij komen. Dan klinkt geplons in het water, de vogel schrikt en vliegt weg. Het kleine hutje blijkt de WC te zijn. Als de deur opengaat en de man ziet me met mijn telelens in de aanslag zitten, schrikt hij zich een hoedje en moet bijna meteen weer naar de WC.

Inle-lake is een mooi gebied, niet alleen voor vogels maar ook voor cultuur. Aan de overkant is een drijvende markt waar mensen van allerlei bevolkingsgroepen hun waar te koop aan bieden. Leuk voor als je wat overvogeld raakt en wat rust nodig hebt.

Het laatste gedeelte van de trip is Bagan. Wellicht alleen bekend vanwege de daar aanwezige duizenden Pagodes (tempels) maar het is er ook heel goed vogelen. Het eerste gedeelte van de dag besteden we aan de Jerdon’s Minivet (Menievogel). Minivets zijn kleine vogels, vaak felgekleurd die in grotere groepen boven in de boomtoppen leven. De Jerdon’s Minivet wijkt voor wat dat betreft af van zijn soortgenoten. Hij leeft in kleine groepjes tot max. 4 a 5 stuks, zit meer in de ondergroei van de bomen en is niet felgekleurd. Een moeilijker vogel om te zien te krijgen en daarmee een leuke uitdaging om hem op de plaat te krijgen. De gehele ochtend zitten we op de loer bij een hutje waar een monnik leeft. De hele morgen zien we Huiskraaien, Ringmussen, een paar Grijze Wouwen, Birmese Bushlarks (endemisch) en Paddyfield Pipits. Niet gek natuurlijk maar da’s niet waar we naar op zoek zijn. Tegen de middag geven we het op maar als we na de lunch naar een ander gebiedje gaan, is het geluk met ons. Ik zie iets kleins, wegvliegen. Een golvende vlucht als van een Specht maar de vogel is een stuk kleiner. Even later zit hij in de top van de boom, een Jerdon’s Minivet. Voornamelijk zwart-wit en een oranje vlek op zijn borst. Eerst zien we het mannetje en even later ook een vrouwtje en jong. Ik kan redelijke foto’s maken. Thet is enthousiast als hij mijn foto’s ziet en wil er graag eentje hebben voor de eigen site.

Na in de namiddag nog wat over de akkers gezworven te hebben wat weer veel Grote Piepers en Birmese Bushlarks te hebben opgejaagd gaan we terug naar het hotel.

Het was de laatste dag van een succesvolle trip met meer dan 160 soorten. Maar het zijn niet alleen de vogels geweest die de trip tot een succes maakten. De mensen hier zijn overal zo vriendelijk, aardig en gastvrij. Zo kom je dat nog maar op weinig plekken tegen. S’-avonds neem ik afscheid van Thet. Hij gaat terug naar Yangon. Ik blijf nog een tijdje cultuursnuiven, vogelen en genieten in Bagan. Op het moment dat wel elkaar de hand schudden scheert nog een Indian Nightjar over onze hoofden. Dat brengt geluk zeg ik.

Myanmar is een prachtland voor cultuur en voor natuur. Ondanks de politieke situatie een aanrader om naar toe te gaan. Ik ga zeker terug.

Bagan, 27 juli 2007. Een plaatje uit een sprookjesboek

Bagan is oud. Maar nog niet zo oud als bijvoorbeeld Amsterdam. Waar onze hoofdstad al meer dan 2000 verjaardagen heeft gevierd moet Bagan het doen met minder dan 1200. In het jaar 848 werd de stad gesticht en werd later bekroond tot de hoofdstad van het Birmaanse Rijk. Of stad….. dat is het nu eigenlijk niet. Een dorpje… niet meer dan dat, met een paar asfaltwegen en vele stofpaadjes en karrensporen.

Ik ga even een paar jaren terug. Zoals zo vaak zat ik in een boek te bladeren en toen ik de pagina opensloeg waar een foto van de pagoden van Bagan in stond, was ik meteen verkocht. Een bezoekbestemming voor de toekomst dacht ik toen. Maar dat zal er wel nooit van komen. Het zal wel bij dit boek blijven.

Nu ben ik er. Ik ben er zelfs al doorheen gereden. Maar de vele pagoden, zoals op het plaatje zag ik nog helemaal niet. Aan de overkant van de rivier zie ik veraf op een heuvel een grote pagode. Eentje maar. Maar er moeten er duizenden zijn. Ik zie ze alleen (nog) niet. Een licht gevoel van teleurstelling overvalt me.

In de 400 jaren volgend op de stichting van Bagan werden er steeds meer pagoden gebouwd. Elke koning wilde een grotere pagode dan zijn voorgangers en op het hoogtepunt stonden er meer dan 14.000 pagoden op een oppervlakte van minder dan 42 vierkante kilometer. Dat is meer dan drie per hectare. Helaas is in de periode na dit hoogtepunt het aantal pagoden drastisch verminderd. Verwoesting door andere volken, aardbevingen en branden hebben het aantal drastisch doen afnemen en momenteel zijn er nog maar minder dan 4000 over.

Nou… da’s nog genoeg voor mij. Als ik daar een mooie foto van kan maken bij zonsondergang of zo, dan ben ik al lang blij. Maar ik zie er nog steeds maar eentje, veraf aan de overkant. Zelfs te ver voor een foto. Ik ga maar een stukje lopen.

Van alle kanten komen koetsiers op me af en schilderijenverkopers, painting sir? Mooie schilderijen, dat wel. Maar ze zien er allemaal hetzelfde uit. Original sir!, wordt er gezegd als ze mijn wantrouwende gezicht zien. Not same, all original. Ik geloof er niets van. Toch koop ik er eentje. Leuk als herinnering. Het vervoersmiddel in Bagan is de paard en wagen. Er zijn ook auto’s, zelfs fietsen zijn te huur maar zo’n paardentochtje lijkt me best comfortabel. En die jongens weten de weg tenslotte. Ik zeg dat ik alle 4000 pagodes wil zien en de koetsier lacht. Impossible sir, zegt hij. Na een uurtje is mijn teleurstelling weg. Overal staan pagodes. Sommigen klein, misschien 2 meter hoog, anderen kolossaal. De grootste is de Dhammayangyi Tempel en is eigenlijk nog geeneens af. Er is zelfs een pagode waar een tand van de Boeddha in wordt bewaard. De hoogste pagode is 61 meter hoog.

 

We rijden door de akkers waar de mensen nog aan het werk zijn. Het is stoffig, vooral als er een grote bus toeristen langs komt rijden. We slaan gauw af, een stofvrij pad in. Naarmate de zon lager komt worden onze schaduwen langer. En niet alleen de onze. Ook die van de pagodes. De pagodenstad beweegt, lijkt te leven. Een grote pagode komt in zicht en even later stopt de koetsier. Hier boven heb je een mooi uitzicht en kun je de zonsondergang mooi zien. Het is een hele klim naar boven maar eenmaal boven wordt de moeite ruimschoots beloond. De zon gaat traag onder en de lucht kleurt geel, oranje roze en rood. Aan de andere kant bliksemt het. Gelukkig veraf maar mooi te zien.

De herinnering aan het boek waarin ik jaren terug zat te bladeren, de foto van Bagan komt weer in me op. Was het deze plek waar de foto was gemaakt? Was het even mooi als nu. Nee.. nu is het mooier. Ik ben er nu en geniet. Ik maak mijn foto. Mijn eigen foto voor mijn eigen boek waarin ik later, als ik terugkijk op deze reis, weer in weg kan dromen. Mijn eigen sprookjesboek met echte sprookjes.

Het is al donker als ik weer naar beneden kom. De schoenen, die ik moest uittrekken voor het beklimmen van de pagode, staan er nog. De koetsier staat er gelukkig ook nog. Was het mooi, vraagt hij. Prachtig zeg ik. Als een plaatje uit een sprookjesboek.