2 juli 2006, Chachapoyas. Paardenplannen

Sinds een paar dagen reis ik samen met 3 andere reizigers en waarschijnlijk zal dat nog wel even zo blijven. Daarom zal ik ze even voorstellen. Thorsten: 39 jaar, een ex-commando uit Duitsland. Na zijn commandoperiode is hij op Mallorca een duik/rescue-bedrijf begonnen. Vorig jaar heeft hij alles verkocht en is naar Alaska gegaan om van daaruit naar Vuurland te fietsen. De fiets heeft hij, bij gebrek aan wilgen, inmiddels aan de palmen gehangen. Michelle: 39 jaar, Engelse, eigenaresse van een kunsthandel. Ze is 5 maanden geleden op reis gegaan en in de VS begonnen. Daar is ze verliefd geworden op Chris. Haar plan is om de kunsthandel te verkopen en naar Chris te gaan als haar reis over 4 maanden is afgelopen. Brian: 31 jaar, Ier, goede kennis van Michelle, ex bartender, nu verkoper. Was zijn werk zat en heeft zijn baan opgezegd en reist sinds 4 maanden samen met Michelle. LJ4H0760We hebben elkaar ontmoet in Ecuador, in Vilcabamba, de plaats waar mensen het oudst van het land worden. Thor heeft, nadat hij zijn fietsen had opgegeven, het plan gevat om in Chili een paard te kopen en daarop naar Vuurland te gaan. Een reis van 4 tot 6 maanden. Nadat hij zijn plan had verteld, bleef het in mijn hoofd hangen. Brian en Michelle waren er ook mee bezig en toen Thor op een gegeven moment vroeg of we mee wilden en om al in Peru te beginnen, besloot ik na een dagje denken, gedurende de Peru trip (ongeveer 2 maanden) mee te gaan tot de Chileense grens.

Al onderweg in Peru informeerden we bij mensen waar we het best paarden konden kopen. In Chachapoyas kwamen we via de veearts bij een hoefsmid uit die de beste paardenmarkt wist: in Yerbabuena. Ook wist hij een zadelmaker bij wie we na een bezoek meteen 4 zadels bestelden. In de tussentijd maken we een riviertrip naar Iquitos en zou de hoefsmid, Naldo, inmiddels naar goede paarden uitkijken; vier rijpaarden en vier bagagepaarden. Na het Amazone-avontuur dus naar de paardenmarkt, volgende week zondag.

8 juli 2006, ergens tussen Yurimaguas en Iquitos. Vertraging

Al meer dan 2 dagen zit ik op een boot, of liever gezegd, hang ik. Nee…..het reizen ben ik nog niet zat geworden, ik heb me niet uit wanhoop aan een mast opgehangen; het is een hangmat waarin ik hang. En sinds een halve dag vaart de boot ook nog. 5 Dagen geleden zijn we vertrokken uit Cachapoyas met de bus die er volgens planning ongeveer 15 uur over zou doen. Helaas, de hobbel- en stofweg was in reparatie en het kostte nu 34 uur om in Yurimaguas te arriveren. Aldaar aangekomen gauw drinkwater en hangmatten aangeschaft om daarna meteen met een Tuk-tuk (ik dacht dat ze die alleen in Thailand hadden) naar de haven te gaan. Het zit niet mee: de boot is net vertrokken maar, morgen om 17:00 uur gaat er weer eentje en na een slechte bus-nacht is een hotelnacht een aangenaam vooruitzicht.LJ4H1011

Als we de volgende dag wakker worden en ontbeten hebben, vragen we voor alle zekerheid nog maar eens wanneer de boot vertrekt. “Hij vertrekt om 14:00 uur en de mensen die mee gaan zitten al op de boot” luidt het bericht nu. Met enige haast worden de ontbrekende muskietennetten aangeschaft en weer gaan we richting haven. Er ligt een boot en men is bezig hem te laden. Een hoopvol teken. We gaan aan boord en installeren ons. Hangmatten en muskietennetten worden opgehangen en getest. Nog een paar uur en we vertrekken.

Om 15:00 uur ga ik eens kijken waarom we nog niet weg zijn. Als ik het aan iemand van de bemanning vraag, wijst hij op een bord wat aan het schip hangt: “vertrek: 16:00 uur, geen vertraging” staat er op. “Nog een uurtje” zeg ik als ik weer boven kom. 17:00 uur: De boot ligt nog stil. Men is nog steeds bezig om de vrachtwagens aan wal uit te laden en de lading in het schip te brengen. Twee volle vrachtwagens staan er nog. Een uurtje per vrachtwagen zegt men. 20:00 uur: De 2 vrachtwagens zijn leeg maar er staan inmiddels 3 nieuwe. Vol!! En die lading moet ook mee. 22:00 uur: Na navraag blijkt dat we niet vandaag vertrekken maar pas morgen om 10:00 uur. We kruipen in onze hangmatten en gaan slapen. De volgende dag ontbijten we en wachten weer. Er wordt gezegd dat de boot om 12:00 vertrekt. 15:00 uur: de motor wordt gestart, de loopplank wordt binnen gehaald. We vertrekken. De vaartijd zal twee en een halve dag zijn……zegt men. Ik zie wel. Ik heb de tijd en de rivier is mooi.

10 juli 2006, Iquitos. Genieten

De rivier is breed, bruin en aan beide zijden groeit de groene jungle zo nu en dan onderbroken door een kleine nederzetting aan de oevers. Het zachte geronk van de scheepsmotoren wordt dikwijls onderbroken door pufgeluiden uit het water: ademteugen van de vele rivierdolfijnen.

LJ4H0972Net als de zon opkomt en de lucht eerst roze, dan rood en oranje kleurt, begint een kakofonie van vogels. Vele parkieten, vliegenvangers en oropendulas vliegen van links naar rechts over de boot, de dag een welkom wensend. Ik spring uit mijn hangmat die op het bovenste dek hangt en ga even naar de reling om te kijken naar het begin van de dag. Genieten! Het is al warm  maar door het varen van de boot is er een lekker briesje. Nog een paar uur varen en we komen aan in Iquitos, naar men zegt de enige havenstad ter wereld die niet per auto bereikbaar is… Een paar uur later, na het ontbijt, wordt het drukker op het water. Veel bootjes met jungle-handelswaar, planten, vruchten en helaas ook dieren. LJ4H1071Vogels, met name papegaaien en zoogdieren, vooral apen. Een kwartier later komt de stad in zicht en weer even later wordt hij ook hoorbaar. In Iquitos zijn weinig auto’s maar het gebrek eraan wordt gecompenseerd door de vele motoren en driewielers of tuk-tuks die worden gebruikt als taxi’s.

Als we op de boot afkomen worden we meteen belaagd door de Tuk-tukbestuurders. Elk van hen biedt ons aan ons naar “het beste hotel van de stad” te brengen. Maar we hebben al een hotel uit de Peru-gids geprikt. We nemen 2 Tuktuks en even later snorren we door de stad. Helaas…. Het door ons uitgekozen hotel blijkt vol en we laten ons naar het door een van de bestuurders geadviseerde hotel brengen. Met zwembad! En voor nog geen $ 10,- per nacht. 10 Minuten later liggen we met z´n vieren in het zwembad en laten 3 dagen zweet van ons afweken. Ik denk terug aan de bootreis. Genieten!

12 juli 2006, Chachapoyas. Een saus van Spatuletail-genot

We zijn een dag eerder dan gepland in Chachapoyas teruggekomen en het plan wat ik al in mijn achterhoofd had, kan nu worden uitgevoerd. Vorige week zag ik hier in het hotel een poster hangen met daarop een prachtige kolibrie. Een Marvellous Spatuletail, vertelde een medewerker van het hotel trots.

Hij had bij een internationale natuurbeschermingsorganisatie een plan ingediend ter bescherming van deze zeldzame vogel en dit plan was gehonoreerd met een bedrag van $ 20.000,=. Hij gaat het geld gebruiken om geschikte gebieden aan te kopen en daar struiken te planten die bloemen geven waar deze kolibrie zijn nectar vandaan haalt. Maar even terug naar de vogel. Een endemische soort die alleen maar op een paar afgelegen plekken in Noord Peru voorkomt. Glanzend rood en blauw op zijn kop en 2 verlengde staartpennen die naar buiten toe gebogen zijn en eindigen in een glanzend blauwe lepel of spatel. Hij wordt door sommigen beschouwd als de mooiste kolibrie ter wereld maar helaas ook als de toekomstige Dodo van Peru. s´-Avonds ging ik naar de touroperator en de volgende dag was de trip mogelijk. De eigenaar Carlos, ging zelf mee als gids. Hij wilde de vogel zelf ook graag weer eens zien. Maar, zei hij, ik kan je geen zekerheid geven dat je hem gaat zien. De volgende ochtend stond ik geladen met camera en hoge verwachtingen klaar bij de touroperator. 3 uur rijden over een stoffige hobbelige weg maar daar ben ik inmiddels in Peru al aan gewend geraakt. Het lijkt alsof men sinds de Incatijd niets meer aan de wegen doet.

De plek waar we de vogels gaan zoeken ligt vlak bij een lagune, hoog in de bergen, Laguna de Cochopoya. Aldaar zou Santos, een plaatselijke gids, ons de exacte plek aanwijzen. Santos ging ons voorop op het steile pad, de bergen in en na een halfuur lopen wees hij ons wat lage struiken met bloemen. Daar had hij ze vorige week nog gezien. Er moeten zeker 2 volwassen mannetjes zitten, zei hij. Een ander mannetje was 2 weken geleden met een katapult doodgeschoten door een plaatselijk eikeltje dat al eerder ook nog een nest had leeg gehaald. Voor de lol! We gingen zitten op een geschikt punt. Na een half uur floot Santos. Hij had er eentje gezien. Maar voordat we de plek bereikten was de vogel al weer gevlogen.. Een kwartier later, weer gefluit, weer eentje. Alleen zag ik hem niet. Maar even later was het raak: ongeveer 20 meter van me vandaan een piepklein kolibrietje die van bloem naar bloem schoot. “Una hembra” zei Santos, een vrouwtje. Lang niet zo mooi als op de poster maar toch een streep erbij. Weer zaten we op de loer. Santos die tegenover me zat riep opeens “achter je, collo largo (lange staart)”, een mannetje dus, maar toen ik me had omgedraaid was ie alweer weg. Het liep al tegen vijven en het zonlicht werd al minder. LJ4H1249Eerlijk gezegd begon ik de hoop een beetje op te geven om een mannetje te zien. Toen bewoog er wat achter de bloemenstruik. Een vogel? Een insect? Even hield hij de spanning erin maar toen kwam hij tevoorschijn. Een prachtige volwassen man Spatuletail. Nog mooier als op de plaat. Al deinend bewogen de staartveren met de lepels als hij van bloem naar bloem vloog.  Prachtig! Ik vergat zelfs af te drukken. Santos en Carlos waren inmiddels achter me komen staan. “Mucho suerte” en “bonito”, wat een geluk, klonk het. Ik maakte wat foto’s en na nog een halfuur kijken waarbij “mijn struik” regelmatig door Spatuletails werd bezocht, werd het te donker en gingen we weer terug. Weer 3 uur hobbelen en stofhappen maar nu overgoten met een saus van Spatuletailgeluk.

16 juli 2006, Yerbabuena. Paardenmarkt

Ik wordt wakker door het getik van regendruppels op de tent. Gatsie! Net nu we paarden moeten kopen op de plaatselijke markt, regent het. We zijn te gast bij Victor, de neef van de hoefsmid en paardenexpert Naldo, die we in Chachapoyas hebben ontmoet. Hij nodigde ons uit om de tijd die we nodig hebben om paarden te kopen en voorbereidingen te treffen, op zijn terrein te kamperen. Bovendien heeft hij voldoende ruimte voor de paarden. En… hij biedt ons ook nog eens alle maaltijden aan. Beter hadden we het niet kunnen treffen.

Ik kijk op mijn horloge: 6 uur. De hoogste tijd want de paardenmarkt begint al om 7 uur. Gisteren zijn we al even wezen kijken in het dorp en op het marktterrein. Er was toen een dorpsfeest gaande. Druk, veel aangeschoten mensen, hanengevechten en een spel wat “Sapo” heet (pad). Op een houten kist is een koperen pad bevestigd met een open bek. Je krijgt 12 koperen munten en die moet je proberen in de bek te gooien. Valt niet mee.LJ4H1298

Na het ontbijt lopen we richting dorp en als we vol verwachting het marktterrein op lopen, vallen we bijna om van verbazing als we de aanwezige dieren zien: 5 schapen, 2 stieren en een stel ezels. Daar kom je niet ver mee in de Andes!

Als we vragen waar de paarden zijn wordt als reden opgegeven dat door de regen, de vrachtwagens waarin de paarden worden vervoerd, vertraagd zijn. Bovendien was het gisteren feest en ligt iedere paardenhandelaar met een kater op bed.

De gewone markt is al wel opgebouwd en we gaan eerst daar maar eens kijken.. In het volgende uur schaffen we pannen, een kookijzer voor in het vuur om de pannen op te zetten, olielamp, paardendekens en wat nylondraad aan. Er zijn inmiddels wat paarden aangekomen. Ook onze expert, Naldo, is gearriveerd. We hebben afgesproken geen paard te kopen zonder zijn goedkeuring. Omdat Thor ook in Chili met paarden verder gaat, hebben we afgesproken dat hij de eerste keuze heeft. Naldo is inmiddels gestopt bij een van de paarden. Hij bekijkt hem nauwkeurig, rug, tanden, hoeven en staart. Hij klimt erop en zegt: “dit paard is goed, kalm en geschikt voor een vrouw”: Michelle. Ze vindt de kleur mooi en koopt hem dus. Nog geen $ 200,=. Dan komt er een jongen op een paard aan galopperen. Thor is er meteen weg van en nadat Naldo hem heeft goedgekeurd wordt hij aangeschaft. Iets duurder dit keer, $400,=. Een man met een groot paard is aan komen lopen. Ik vind het een mooi paard en na de “Naldo-test” koop ik hem. Een wild grijs paard steigert en we schrikken. Die moeten we niet. Te wild en bovendien een ongecastreerde hengst. Dat kan voor moeilijkheden zorgen. Verder zoeken dus.LJ4H1322

Al gauw dienen zich andere geschikte paarden aan en omstreeks het middaguur hebben we 6 paarden: 3 rijpaarden en 3 pakpaarden. Nog twee dus. De markt nog maar eens overgelopen en we eindigen weer bij de grijze. Nu was hij wat rustiger. Naldo bekeek hem eens met technische blik. Toch maar eens proberen. Naldo probeert hem en geeft een knikje: bieden. De grijze werd nummer 7. En daar bleef het bij, die dag. Omdat al lang bekend was dat de gringo’s nog een paard nodig hadden werd ons verschillende keren een paard aangeboden. “Mijnheer, ik heb een prachtig sterk en groot rijpaard voor u te koop”. Maar als het paard dan werd getoond, was het steeds niks. Van kleine pony tot kreupel skelet werd aangeprezen als het beste paard van stal. Wachten was het motto. En misschien dat iemand de komende dagen een goed paard wilde verkopen. Anders was het wachten tot volgende week zondag.

LJ4H1339De volgende dag zou Naldo langskomen om de paarden van hoefijzers te voorzien. Een half uur, 3 kwartier per paard dacht ik. Dus een kleine dag werk. De werkelijkheid was anders. Toen Naldo arriveerde en het eerste paard onder handen nam, zag hij al gauw dat het nog nooit eerder was beslagen. Onwillig, steigerend, protesterend. Het paard moest worden neergelegd. Voorzichtig werden touwen om paard’s benen bevestigd en na voldoende knopen, lussen en bindingen werden de touwen aangetrokken. Hevig gehinnik en getrap en met 2 man op het hoofd van het paard, 2 man aan de touwen en eentje om het te beslane been in bedwang te houden, kon Naldo zijn werk doen. Zo nu en dan moest alle kracht worden gebruikt om het paard in bedwang te houden maar na zo’n anderhalf uur werk was Naldo klaar met het eerste paard. Het paard net zo nat van het zweet als wij. Die dag werden 5 van de 7 paarden beslagen.

19 juli 2006, Yerbabuana. De proefrit

Alle 7 paarden zijn inmiddels “behoefijzerd” en dus klaar om op pad te gaan. Ik heb gemerkt dat mijn rijpaard, ik heb hem Naldo genoemd naar de hoefsmid, vrij nerveus is. Hij schrikt van plotselinge bewegingen. Waarschijnlijk is hij in het verleden slecht behandeld. Voorzichtig en met zachte hand behandelen dus.

Nadat Brian en Thor al succesvol op een verlaten landweg hun eerste rit hadden volbracht, besloot ik het ook maar eens te wagen. Het moest er tenslotte toch eens van komen. Bezadelen ging goed maar zodra ik Naldo de teugels wilde aanbrengen, begon hij te steigeren en te protesteren. Na veel geduld en veel vriendelijke woorden lukte me het na een kwartier de teugels te monteren. Enfin….klaar voor de rit.

LJ4H1438Achter Victor’s huis loopt een paadje steil omhoog de bergen in. Geen auto’s en dus zeer geschikt voor een rustige eerste rit. Eenmaal op Naldo gezeten zette hij er meteen een rappe draf in. Iets te snel naar m‘n zin maar toen ik aan de teugels trok om te remmen, ging hij niet langzamer. Nog maar eens…..geen effect! Het bergpaadje kwam in zicht en een rukje aan de linkerteugel gaf gelukkig wel het gewenste effect: we gingen linksaf. De stuurinrichting was in elk geval in orde. Nu de remmen nog. Het paadje ging steil omhoog en Naldo had er zin in want hij zette een mooie galop neer. Veel te snel naar mijn zin. Ik wilde gewoon rustig lopen. Maar hoe ik ook aan de teugels trok….er gebeurde niets. Dan maar een noodoplossing: rechtsaf naar de bergwand toe. Daar konden we immers niet verder. Gelukkig, Naldo stopte. Voorzichtig weer een rukje aan de linkerteugel en we gingen verder de heuvel op, weliswaar in draf maar gelukkig niet in galop.

Verderop kwam een bocht in zicht en net voordat we deze bereikten hoorde ik een geluid. SHIT..een auto. Uitgerekend als ik op en autoloos bergpaadje een proefrit wil maken komt er een auto aan. Het pad was erg smal dus ik keerde om. In draf naar beneden met een auto op de hielen. Even verderop werd het pad iets breder en ik besloot Naldo weer een “noodstrop” te laten maken richting bergwand zodat de auto kon passeren. Geniaal! De autobestuurder snapte mijn bedoeling en kwam voorzichtig naderbij. Naldo, echter, snapte er niets van, deed een paar passen achteruit en ging met z’n achterste op de motorkap zitten. Geluid van indeukend metaal!!! Schrik!!. In z’n vooruit maar weer. Al galopperend kwam ik weer bij het hoofdpad aan. Stoppen lukte nu wel en ik steeg af.

De auto met beteuterde chauffeur kwam even later aan, stapte uit en ging z’n behoorlijke deuk “bewonderen”. Hij deed een paar pogingen om de deuk van binnenuit naar buiten te duwen maar tevergeefs. “Disculpe me” (sorry) zei ik maar zelfs daar was de deuk niet tegen opgewassen. Na nog even samen naar de deuk gekeken te hebben en concluderend dat hij daarmee ook niet zou verdwijnen, vroeg ik wat het zou kosten om het te laten uitdeuken. 200 Soles was het antwoord (50 euro). Voor mensen hier misschien een kapitaal maar voor Nederlandse begrippen een schijntje. Ik betaalde het maar. De man misschien dolblij en ik verlost van een schuldgevoel.

Het leek wel of Naldo er ook een naar gevoel aan over had gehouden want met hangend hoofd alsof hij zich schaamde, en ditmaal stapvoets, reden we terug naar Victors huis. Geen beste proefrit.

22 juli 2006, Yerbabuena. Bijna weg

Na een middelmatige tweede proefrit gisteren naar het plaatsje, LJ4H1452vandaag een goede rit gemaakt. Alles werkt. Sturen, stoppen, draaien. Perfect. Ik heb er vertrouwen in.

In het dorpje hebben we inkopen gedaan en morgen (zondag) kopen we hopelijk ons laatste paard en als alles goed gaat vertrekken we maandag. Met z’n zevenen. Victor, de gastvrije eigenaar van het huis waar we nu al 10 dagen zijn en de hoefsmid, Naldo, die meegaat om te kijken of al het tuig goed is afgesteld, gaan de eerste 2 dagen met ons mee. Nixon, een man die voor Victor werkt en die heel graag mee wil, vergezelt ons tot Chili. En tenslotte Luna, de 9 maande oude vuilnisbak-teef die ons hopelijk s’nachts wakker maakt bij eventueel onraad.  We zullen zien.

30 juli 2006, Celendin. Rust

6 Dagen geleden zijn we eindelijk vertrokken. Laat in de ochtend en zonder hond want die wilde niet mee. Onderweg naar Leymebamba waarvandaan we gepland hebben om in de dagen daarop naar de Laguna de los Condors te rijden. Op de kaart een flut-eindje maar door het gekronkel van de wegen duurde het tot 5 uur s’middags eer we het stadje binnenreden. Veel te laat!! Er moest immers nog een geschikte slaapplek en rust-/eetplek voor de paarden worden gevonden. Tegen zessen konden we terecht op het terrein van het plaatselijk museum om onze tenten op te zetten. De paarden zouden later worden opgehaald en naar een weiland worden gebracht. Te laat !!! Het was al donker en het pad naar het weiland was vol met rotsen, steil en gevaarlijk. Enkele paarden vielen onderweg. Thor, die samen met Naldo en de eigenaar van het weiland, de paarden had weggebracht, kwam radeloos terug. Onverantwoord riep hij. Hij kon ook niet zeggen of en welke paarden gewond waren; het was daarvoor te donker.

LJ4H1469Voortaan zoeken we eerder een plek. In het stadje hoorden we dat de route naar de Laguna te glad en te steil en moerassig is. Te gevaarlijk met onervaren paarden en dito berijders. We besluiten de raad om daar niet heen te gaan op te volgen en de volgende dag verder zuidwaarts te gaan. De volgende dag namen we afscheid van Victor en Naldo en gingen met z’n vijven verder.. Omhoog ging het pad, de bergen in. Stil genoten we van de prachtige vergezichten en tegen drieen, we zaten inmiddels op 3400 meter hoogte, informeerden we bij een boerderij of we er met de tenten en paarden een nachtje mochten verblijven. Geen probleem was het antwoord. Snel de paarden afgetuigd (begrijp dit niet verkeerd!), tenten opgezet, hout gezocht en gekookt. Terwijl we van de rijstepap met soepsmaak genoten aten de paarden vers gras. De laatste fles wijn werd soldaat gemaakt en om half acht gingen we bedwaarts. Om 6 uur werd het weer licht en en het was koud. Ik werd wakker met een lichte hoofdpijn en een beetje misselijk. Het begin van hoogteziekte? Dat wordt dan nog wat als we passen van meer dan 4500 meter over moeten.

Voor het eerst beladen we de pakpaarden zelf. Omdat Nixon 1 pakpaard als rijpaard gebruikt, moeten de overige 3 onze bagage dragen. Per paard zo’n 50 kg. Dat is niet veel want normaal gesproken sjouwen deze paarden zo’n 100kg. Maar het is niet het gewicht, het is de manier van beladen wat belangrijk is. Elk paard draagt 2 zakken. Die moeten ongeveer in evenwicht zijn.

LJ4H1481Het bepakken van de paarden gaat ons nog niet erg goed af en al met al duurt het zo’n anderhalf uur voordat alles is bevestigd zoals Naldo het ons voordeed. Dat dachten we tenminste. De door de condens nog natte buitentent wordt bovenop gebonden om te drogen. En dan is het zover, om half tien vertrekken we weer. Ik rij voorop samen met Michelle, dan de drie pakpaarden en daarachter Thor, Brian en Nixon. Opeens hoor ik gefladder, gehinnik en hoefgetrappel. Als ik achterom kijk zie ik dat 2 pakpaarden op hol zijn geslagen en snel op me af komen. Door de plotselinge en krachtige bewegingen raken de bagagezakken los en zorgen voor nog meer paniek. Ze slepen achter de paarden aan. Zakken scheuren kapot en pannen en etenswaren verspreiden zich over de weg. Een van de paarden haalt me in maar ik ga er achteraan en slaag erin hem tot stoppen te brengen. Achter me een grote ravage. Als we de schade opnemen blijkt dat de halve keuken is vernietigd en het meeste voedsel niet meer bruikbaar is. Thor is wanhopig. “Deze paarden zullen nooit meer een zak dragen, we moeten nieuwe kopen”. Ik zeg dat het wel mee zal vallen en begin de rommel bij elkaar te zoeken en wat nog goed is in de reservezakken te doen.LJ4H1458

We krijgen hulp van een man die op een paard aan komt rijden. Hij laat ons zien hoe je het best de lading op de paarden kan bevestigen. Heel anders dan we van Naldo hadden geleerd en gelukkig veel steviger.

Anderhalf uur later zijn we weer op weg. De paarden zijn rustig en het landschap fantastisch. We komen die dag geen auto tegen en genieten volop.

Tegen drieën beginnen we weer uit te kijken naar een geschikte plek en slagen erin om 4 uur weer een plek bij een boer te vinden. De hoogte: 3400 meter, een uitzicht om van te watertanden. In de verte een dreigende zwarte lucht waaruit zo nu een bliksem oplicht. Het lijkt wel een scene uit een Tolkien-boek. Na weer een koude nacht vertrekken we dit keer al om 9 uur. We raken bedreven in het bepakken. Als ik van onze kampeerplek naar de weg loop zie ik langs de weg een hond liggen. Hij trappelt en maakt gekke geluiden. Ik denk dat hij droomt en gooi wat kleine steentjes om hem wakker te maken. Maar dan zie ik zijn ruggengraat: een heel vreemde hoek erin. Waarschijnlijk is hij eerder door de auto die ik vanmorgen vroeg hoorde aangereden. Hij ligt stuiptrekkend te sterven. Had ik een grote steen moeten pakken om hem daarmee uit zijn lijden te verlossen? Ik durfde het niet. Geen van ons.

Het landschap wordt steeds mooier. Steile hellingen, soms loodrecht naar beneden en kilometers onder ons een groen dal: Las Balsas, de bestemming van de volgende middag. Maar ook veel aardverschuivingen. De weg is soms weg. Regen en aardbevingen maken de routes hier soms gevaarlijk… LJ4H1466Na een kleine nederzetting waar we horen dat Las Balsas nog zeker 6 uur te paard is (en dus niet vandaag bereikbaar) kopen we bij een tienda (winkeltje) wat water en koekjes en gaan verder naar beneden, het diepe dal in. Een paar kilometer verderop is een klein restaurantje waar we wat willen eten. Een half uur later komt het in zicht. Het is half drie en we hebben honger. Als we de plek bereiken wil ik afstappen maar er gaat iets mis. Mijn rechtervoet blijft in een stijgbeugel vastzitten en daardoor verlies ik mijn evenwicht. Ik val naar beneden. Met een enorme klap kom ik met mijn ribben op mijn camera terecht die om mij nek hangt. Een stekende pijn in mijn ribben, ik schreeuw het uit van de pijn en verlies mijn bewustzijn. Als ik weer bijkom zit mijn linkervoet nog vast in de stijgbeugel en Naldo, mijn paard, steigert. Voordat ik weer het bewustzijn verlies zie ik zijn hoefijzers vlak boven me. Weer even later kom ik weer bij. Ik schreeuw nog steeds van de pijn. Naldo is er niet meer maar er staat nu een auto naast me. Waar komt die vandaan? De hele dag bijna geen auto’s gezien. Eigenlijk kan het me geen lor schelen waar hij vandaan komt want de pijn in mijn ribben is nog steeds verschrikkelijk en ik kan bijna niet ademen. Een blanke man stapt uit de auto en vraagt aan de anderen die om me heen staan wat er is gebeurd. Hij vraagt aan mij of ik Engels spreek. Met veel moeite kan ik er “yes” uitkrijgen. Hij onderzoekt me en vraagt of ik mijn vingers en tenen kan bewegen. Dat lukt gelukkig nog. Dan drukt hij op elke rib en kijkt naar mijn reactie. Niets gebroken concludeert hij. Zwaar gekneusd! Daar zul je wel even last van hebben. Hij biedt me een pijnstiller aan. Graag!!

Als ik probeer achterover op mijn rug te liggen schreeuw ik het weer uit. Niet een goede positie. Ik kan met hem en zijn Peruviaanse reisgenoot meerijden naar Celendin, de dichtstbijzijnde plaats en ik neem het aanbod van harte aan, want paardrijden is nu onmogelijk.

Even later is mijn bagage van de paarden in de auto geladen en rijden we, na het nemen van afscheid van mijn vrienden, huilend, half van de pijn, half van teleurstelling, weg. Ze zullen me over een dag of vier in Celendin ontmoeten. De weg erheen is hobbelig en een marteling voor mijn ribben maar na een uur of drie kwamen we gelukkig aan. Oliver Sparrow en Angel Delgado, de twee in de auto, zochten bij aankomst een geschikt hotel en kochten pijnstillers voor me. Hoewel slechts eentje Angel heet, denk ik dat ze allebei engelen waren. Ik kreeg zelfs een boek van ze, superdik, ruim 1500 pagina’s. Waarschijnlijk een indicatie hoe lang het zal duren eer ik weer een beetje reisklaar zal zijn. Inmiddels is het 2 dagen verder. Nog steeds is de ribbenkas erg pijnlijk maar ik ga vooruit. Het uit bed opstaan wat gisteren een uur duurde is vandaag in een halfuur gelukt. Douchen en aankleden, gisteren anderhalf uur, gaat ook iets beter. Ademen is nog steeds pijnlijk en bij elke ademteug hoor ik een rare klik. Bovendien begin ik een beetje te hoesten en da’s geen fijne combinatie met gekneusde ribben.

Lopen en zitten is nog het meest geschikt maar als ik een plotselinge beweging maak, moet ik oppassen om het niet uit te schreeuwen en zie ik Naldo’s hoefijzers weer boven me. Voorlopig zit reizen en met name paardrijden er niet in. Rust is nu belangrijk. Het zet me allemaal wel aan het denken. Waren de slechte proefrit en de stervende hond voortekenen geweest? Wie zal het zeggen en wat wil de val mij zeggen? Ik kom er vast wel achter.

3 augustus 2006, Celendin. De roze sokken van de Matador

P2-001LJ4H1697Trompetgeschal klinkt en aan de overkant van de arena gaat een deur open. Een zwarte stier komt binnenrennen. Boos en op zoek naar iets om zijn woede op te kunnen koelen. Links van hem waait een plastic zak op en hij stuift erop af. Als hij de plastic zak bijna op de horens heeft, ziet hij de man. Hij stopt en kijkt eens goed. Wat een rare kleren!!!! Een vreemd hoedje, een blouse met stropdas en daar overheen een soort Garry Glitter jasje. Een broek die net tot over de knieën komt en daaronder…en nu proest hij bijna van het lachen…ROZE KNIEKOUSEN!! Hahaha. Het lijkt wel een clownspak. Maar het lachen maakt weer plaats voor woede. Vanmorgen stond hij nog lekker in de wei gras te eten. Toen kwam de vrachtwagen om hem op te halen. Hij dacht nog: “lekker weer aan het werk voor het nageslacht”. Maar dit keer was het anders. In plaats van naar lekkere koeien werd hij hiernaartoe gebracht, een luidruchtige arena met wel 10.000 joelende en gillende mensen. De man zwaait met een grote doek die hij in zijn handen heeft en Panzarin, de stier, stormt er op af. Iedere keer als hij denkt de “clown-man” op de horens te nemen, raakt hij alleen de doek. Zo gaat het een paar keer en de “clown-man” is bovendien niet alleen. Er zijn er wel vijf. Panzarin rent van doek tot doek. Steeds bozer,. Steeds vermoeider. Na een tijdje heen en weer rennen, klinkt de trompet weer. De deur gaat weer open en nu komt er een ruiter te paard binnenrijden. De ruiter gewapend met een grote lans, het paard geblindoekt en gekleed in een zwaar harnas. Die zal ie eens even te pakken nemen want van die doeken heft Panzarin even genoeg. P2-006LJ4H1644Hij stormt op het paard af en raakt hem met volle vaart in de flank en zet zijn horens er goed in. Het paard hinnikt en kan zich nog net staande houden. Dan voelt de stier een steek in zijn nek. En nog eens. De ruiter prikt hard met de lans in zijn nek en het bloed gutst uit de wonden. Blind van pijn en woede keert Panzarin om en gaat weer achter een van de “clown-mannen” aan. Onder gejoel en bekogeld met sinaasappels ben lege waterflessen verlaat de Picador, de ruiter, de arena.

De mannen hebben zich inmiddels verscholen achter een paar schotten die aan de rand van de arena staan. Weer klinkt de trompet. Vier mannen met doeken komen weer tevoorschijn en eentje zonder. De laatste heeft twee stalen pijlen in zijn hand. Een waarschuwend stemmetje in Panzarins hoofd zegt: “niet te dicht bij de pijlenman komen”. Het geren achter doeken aan gaat weer een tijdje door, maar opeens staat hij toch oog in oog met de man met de pijlen. Ontwijken kan niet meer dus dan maar in de aanval. Maar de stier is al moe en de man is snel. Twee stalen pijlen worden in Panzarins nek gestoken. Het bloed spuit eruit en de nek is half verlamd. De man rent gauw weg achter het schot maar komt even later met twee nieuwe pijlen aanlopen. Panzarin is moe en ziet de man deze keer niet aankomen. Opnieuw twee vreselijke steken en nog meer bloed. Hij rent weg en het is even rustig. Mag ik nu weg? Mag ik weer terug naar mijn weiland? P2-008LJ4H1675Trompetgeschal. Het wordt stil in de arena. Is het nu voorbij, denkt Panzarin. De man met het rode clownspak komt eraan. Met doek….en iets wat hij onder de doek verborgen houdt. Met de laatste energie die hij nog heeft doet de stier nog een paar uitvallen naar de doek. Maar dan is het op. Hij kan niet meer. Panzarin staat stil, hijgend, trillend, de tong naar buiten gekruld, doodop en bloedend als een rund. De man komt weer naderbij maar voor Panzarin heeft het lang genoeg geduurd. Voorzichtig haalt de man hetgeen hij achter zijn doek verborgen hield, tevoorschijn: een glimmend, vlijmscherp zwaard. En als de man zo dichtbij gekomen is dat ze elkaar bijna aan kunnen raken, slaat hij toe. Weer een steek in de nek. Maar dieper dit keer, fataal. Panzarins ogen sluiten, hij zakt in elkaar, eerst de achterpoten; dan knikken de knieën en valt hij neer, in het stof, nog steeds hijgend maar steeds moeizamer. Nog een keer opent Panzarin zijn ogen en hij moet weer lachen om wat hij ziet: de roze sokken van de Matador. Al lachend blaast hij zijn laatste adem uit.

Dat het nog erger en wreder kan bewijst het filmpje dat ik twee dagen later op televisie zag in Cajamarca: mannen te paard rijden door de staten van een plaatsje hier in de buurt, in de ene hand de teugels, in de andere een grote fles bier. Erachter volgt een optocht en in die optocht worden twee Condors meegevoerd, de vleugels gespreid, elke vleugel wordt stevig vastgehouden door een man. De vogels protesteren maar kunnen niets anders dan mee. De Alcalde, de burgemeester van het plaatsje houdt een toespraak. Het feest wordt gehouden ter ere van de Virgen del Carmen. De stieren worden straks afgemaakt om haar te dienen en hij is blij dat er ook dit keer weer twee Condors, een mannetje en een vrouwtje, deel uitmaken van de festiviteiten. Vervolgens krijgen de Condors een paar teugen bier te drinken. Het publiek lacht, joelt en klapt. Vervolgens loopt de meute naar de arena, de vogels meeslepend. Het stierengevecht begint. Na drie stieren is het tijd voor het hoogtepunt. Een jonge stier krijgt met een grote naald twee touwen door de huid geregen, ter hoogte van de nek. Een Condor wordt aan de touwen vastgebonden en de stier wordt met de vastgebonden Condor op zijn rug de arena in gejaagd. Hij rent in het rond, springt en steigert. De Condor fladdert op zijn rug en pikt in de stier zijn nek en in het touw. Maar hij kan niet los. Het inmiddels halfdronken publiek juicht en klapt weer. Wat een plezier hebben ze. Het filmpje stopt. Gelukkig. Deze uiting van “hoogstaande cultuur” welke onder het mom van verering van een katholieke heilige maagd wordt uitgevoerd, is voorbij. Tot het volgende feest! Tot de volgende heilige! Wanneer worden er weer eens mensen geofferd? Zoals in die goede oude Inca-tijd.

6 augustus 2006, Cajmarca. Besluit

Op basis waarvan neem je een besluit? Zijn het feiten? Is het gevoel? Of is het een combinatie van beiden? En wat doe je als de feiten zeggen dat je besluit A moet nemen en het gevoel zegt dat je besluit Z moet nemen. En dan heb je ook nog de anderen die zeggen dat je weer iets anders moet doen. Eigenlijk is het nog ingewikkelder: Je hebt al half je besluit genomen maar dan komt “Trots” en “Wat zullen de anderen ervan denken” om de hoek kijken. En beiden zeggen “dat besluit kan je toch niet nemen!!”. Mijn besluit om te gaan reizen bijvoorbeeld. Stemmen in mijn hoofd: “je bent gek”, “en je pensioen dan?” of “Yes, eindelijk je droom waarmaken”. En dan de mensen met hun goedgemeende adviezen: “Waarom doe je het niet als je 65 bent?” of “gaaf plan! Dat heb ik ook altijd al willen doen”.

Enfin, alle gedachten hebben de revue gepasseerd, alle adviezen zijn zorgvuldig afgewogen en terzijde gelegd. Mijn gevoel zei dat ik het moest doen en ik ben gegaan. Onafhankelijk van wat anderen ervan vonden. Of….misschien toch wel een beetje want sommigen vonden het een dapper besluit… en wie wil niet dapper zijn… toch? Nu stond ik weer voor een besluit. Stoppen met paardrijden… of doorgaan. “Trots” zei “doorgaan”. Net als sommige anderen. Maar mijn gevoel zei “stoppen”. Niet alleen het gevoel in mijn ribben maar ook HET gevoel. Dus….. het paardrij-avontuur is over en uit.

P2-093LJ4H2362De paarden zijn inmiddels verkocht evenals zadel en tuig. Tijd voor volgende avonturen. En een volgend avontuur diende zich al gauw aan. In Huaraz, een stad gelegen in de Cordillera Blanca, de hoogste bergketen van Peru, met toppen van dik boven de 6000 meter. Besneeuwd en met  gletschers. Van veraf vriendelijk, uitnodigend en lonkend. “Daar wil ik heen” zei de avonturier in me; de sneeuw voelen; het liefst naar de top. Mijn ribben protesteerden niet, voelden eigenlijk weer normaal aan. Geen waarschuwende steek als ik dacht aan een mooie bergtocht. DOEN DUS!

De 5-daagse trekking “Santa Cruz” is gemiddeld qua zwaarte. Alleen de derde dag, waarbij je zo´n 9 uren loopt en over een pas van 4750 meter gaat, is zwaar. Met een busje worden we de eerste dag naar een lagune gereden alwaar we later ons kampement opslaan. Veel vogels, ganzen, eenden, een Ibis en veel zangvogeltjes. Ik fotografeer wat, maar al gauw moeten we ons klaarmaken voor de eerste tocht naar Laguna 69. Er gaan verschillende verhalen over hoe dit gletsjermeer aan zijn naam is gekomen. Het zoveelste (69-ste) meer; het jaar waarin het is ontstaan en dan is er een erotische versie. Hoe dan ook…. Het ligt op zo´n 4500 meter hoogte en we moeten dus ruim 600 meter de hoogte in. Mooi maar zwaar.

Het ademen maakt plaats voor hijgen en op de steilere stukken moet ik om de 100 meter stoppen om op adem te komen. Gedachten jagen door mijn hoofd: “Waarom doe ik dit”, “waar blijft dat rotmeer” en “niet opgeven Jack, de anderen doen het ook”. En steeds ga ik verder want ik wil niet opgeven. De pijn in mijn ribben dient zich weer aan maar ik ga verder en eindelijk is daar Laguna 69, azuurblauw en omgeven door besneeuwde bergen. Mooi! Het is niet voor niets geweest.P2-101LJ4H2425

Na een halfuurtje gaan we weer terug naar beneden. Het lopen gaat gemakkelijker maar het hobbelen is pijnlijk. Te laat zeggen mijn ribben “dit is niet goed voor je”. Na twee uur kom ik beneden en na het avondeten ga ik vanwege de pijn meteen mijn slaapzak in. Alleen….. liggen gaat niet. In welke positie ik ook in slaap probeer te komen, de pijn in mijn ribben is niet te houden. Bovendien krijg ik ook nog een knallende koppijn, waarschijnlijk vanwege de hoogte. Rechtop zitten is nog het beste maar dat slaapt niet echt lekker. Halverwege de nacht neem ik weer een besluit: Ik stop!! Hoewel het landschap adembenemend is, is doorgaan voor mij niet gezond. Verder lopen betekent meer pijn en waarschijnlijk ook meer beschadiging. Jammer. Maar ik kom een keertje terug als mijn ribben genezen zijn. En dan lukt het wel!

18 augustus 2006, Huaraz. Archeologie

Wie Peru zegt, zegt cultuur. Met name de Inca cultuur is de eerste die bij de meeste mensen in gedachten opkomt. Maar in de anderhalve maand die ik nu in Peru ben heb ik nog geen enkele Incatempel of -stad gezien. Niet eens een Incasteen. Maar wel veel andere culturen.

Zo heb ik een maand geleden, net voor het paarden avontuur, Kuelap bezocht. Zo´n drie uur hobbelen vanuit Chachapoyas ligt deze, door een 20 meter hoge en 800 meter lange muur omgeven stad, op een hoge berg. Tot 1000 jaar terug werd deze stad bewoond door zo´n 3000 inwoners. Nu is de stad, die nog grotendeels is overwoekerd, een imposant overblijfsel uit de Chachapoyas-cultuur. P2-015Een cultuur die van ver voor onze jaartelling dateert. Als ik door een van de drie ingangen, slechts een meter breed, door de muur de stad binnen ga, zie ik overblijfselen van huizen. Ronde huizen, want zo bouwden ze toen. Muren met nissen waarin menselijke beenderen liggen. Verderop weer een lange muur, iets lager dan de buitenste muur. Erachter de binnenstad waar priesters en militairen hun huis hadden. Een uitkijktoren van waaruit je een 360 graden zicht over de omliggende valleien hebt. P2-021Een paar huizen zijn gerestaureerd. Met het overige is men drug bezig. Kuelap is groot en indrukwekkend. Groter dan Macchu Picchu zegt men. En over een jaar of tien zal deze site misschien meer bezoekers trekken dan Machu Picchu.

Ik ben blij dat ik er NU ben. Er is geen enkele andere toerist. Ik voel me net een ontdekkingsreiziger. Een maand later alweer na het paarden-avontuur, sta ik bij een Pre-Inca complex nabij Cajamarca, Cumbe Mayo genaamd. P2-037LJ4H2147Duizenden jaren geleden zijn op een hoge berg met een waterbron, kanaaltjes uit de rotsen gehakt om de lager gelegen stad van water te voorzien. Er zijn grotten met petroglyfen. Sommigen stellen een plattegrond voor van het kanaalsysteem, anderen sterrenbeelden en kometen. Het landschap is grillig, hoge rotsen en diepe kloven. Ik waan me in een verhaal van Tolkien. Maar de meest indrukwekkende archeologische sites vond ik bij de stad Trujillo, aan de kust. Een week terug stond ik op de Huaca de la Luna, de tempel van de maan, te kijken naar de tempel van de zon. Beiden uit klei opgetrokken maar helaas ook deels verweerde piramides. Met name de tempel van de maan (eigenlijk vijf over elkaar heen gebouwde piramides) herbergt vele beschilderingen. Strijders met wapens in de ene, een afgehakt hoofd in de andere hand. Leuke plaatjes voor later zal men hebben gedacht. Kleurrijk. P2-047LJ4H2158Peruviaanse haarloze honden houden de wacht bij de complexen. De Moche-cultuur waaraan we deze piramides danken, beleefde zijn hoogtepunt zo´n 1400 jaar geleden.

Archeologisch hoogtepunt tot nu toe vond ik de stad Chan Chan, daterend uit ongeveer 1300. Deze grootste pre-Columbiaanse stad van Zuid Amerika, welke geheel uit brokken klei is opgebouwd, had zo´n 10.000 structuren, variërend van tempels, huizen en piramides tot paleizen en kanalen. P2-082LJ4H2301Velen zijn gedecoreerd met afbeeldingen van vogels en vissen. Weer groots en indrukwekkend. Het zal me benieuwen of de Incasites dit kunnen evenaren.

 

 

 

 

26 augustus 2006, Cusco. Verdwenen Poema´s

Beneden me ligt Cusco, volgens Manco Capac, de eerste Inca, de navel van de aarde. De stad heeft de vorm van een Poema, volgens de boeken, maar als ik uit mijn vliegtuigraampje kijk, kan ik die vorm niet ontdekken. Hooguit een Poema die van deze hoogte naar beneden is gevallen.

LJ4H2569Even later land ik en weer een uurtje later zit ik in mijn hotel dat “Inca Dream” heet. Nu weet ik niet wat Inca´s pleegden te dromen maar het hotel is een regelrechte nachtmerrie, kaal, veel herrie en het lijkt op een gevangenis met personeel dat niet eens zomaar van straat maar regelrecht uit het riool of uit het gesticht is geplukt. “Inca´s Nightmare” zou een betere benaming geweest zijn. Het enige pluspunt is de TV op mijn kamer. Enfin…. Het is maar voor een paar nachtjes en ik ben toch hoofdzakelijk buiten.

De hoogte speelt mij parten. Cusco ligt op zo´n 3400 m hoogte en ik ben de eerste dagen misselijk, heb hoofdpijn en ben moe. Elke snuit veroorzaakt een bloedneus en de tweede WC-rol (gebruik ik als zakdoek) wordt al gauw aangerukt.

Iets wat bovenaan mijn te-bekijken-lijst staat zijn de Inca muren. Een paar bloedneuzen later loop ik op de Hatunrumiyoc, een smal straatje met aan weerszijden muren, opgetrokken uit grote veelhoekige rotsblokken die naadloos op en in elkaar passen, als stukjes van een legpuzzel. De rotsblokken moeten elk tonnen zwaar zijn. Hoe ze het voor elkaar hebben gekregen de rotsblokken hierheen te krijgen kan ik me nog voorstellen maar hoe ze ze zo passend hebben kunnen krijgen is me een raadsel, onvoorstelbaar.

Het is erg druk in het straatje. Volop toeristen. Een als Incastrijder verklede man, compleet met plastic helm en dito speer, laat zich voor geld fotograferen. Wolspinnende en kleurrijk geklede vrouwen vragen “foto, foto?” en kinderen met pasgeboren lammetjes versperren je de weg. Een foto voor een dollar of, als je goed onderhandelt, een sole. Tientallen keren wordt ik aangehouden door schoenpoetsers die mijn linnen sportschoenen wensen te poetsen, door verkopers van ansichtkaarten die “waarom niet?” vragen als ik zeg dat ik geen kaarten wil, door sigarettenverkopers die me aan het roken willen helpen en door kleine meisjes die wollen poppetjes verkopen en het bijna op een huilen zetten als ik zeg dat mijn poppenperiode al ver achter me ligt.

Interessant wordt het als een jongen vraagt of ik de poema al heb gezien. Hij brengt me naar een andere Incamuur en laat zien hoe een aantal rotsblokken in de muur, de vorm hebben van een Poema.
Als ik even later terug kom met mijn camera probeer ik de poema in de stenen te vinden. Maar hoe ik ook zoek, ik kan hem nergens meer vinden.

In het Incarijk onderscheidde men drie werelden. De bovenwereld, de toekomst, gesymboliseerd door de Condor. De onderwereld, het verleden, gesymboliseerd door de slang en de huidige wereld, het Nu, gesymboliseerd door de poema. De Cusco-stadsvorm-poema was er niet meer. De Poema in de muur kon ik niet vinden. Ben ik “het Nu” kwijt? Ik weet het niet!!

Overmorgen heb ik misschien meer geluk want dan ga ik voor twee weken naar de jungle van Manu. Die moet vol met poema´s zitten.

27 augustus 2006, Cusco. Dromerijen

Luchtbellen komen omhoog in het zwarte water van het oxbow-lake. Even later een rimpeling en weer even later komt er een glimmende kop boven water en dan nog een en weer eentje. LJ4H2724Een hele familie reuzenotters trekt strepen in het water. Vissend gaan ze van de ene kant naar de andere kant. De piepgeluiden veranderen opeens van toon en gaan over in een soort gegrom. Er dreigt gevaar! Twee ogen en een paar neusgaten steken net boven het water uit: een kaaiman. Vliegensvlug worden de jongen door de ouders bij hun nekvel gegrepen en aan de kant, waar hun hol is, in veiligheid gebracht. De brutaalsten van de groep duiken vlakbij de kaaiman onder water en met een harde klap met zijn staart slaat deze op de vlucht.

Dan verschijnt de aftiteling op het TV-scherm. The oxbow-lake waar deze documentaire is gefilmd, zo zegt de tekst, bevindt zich vlakbij het Manu Wildlife Centre en daar ga ik morgen naar op weg. Een 13-daagse vogeltocht die langs 4 jungle-lodges voert. Een aan mezelf gegeven verjaarscadeau.

De Manu-vogellijst is indrukwekkend en telt bijna 1000 vogelsoorten, nog veel meer soorten insecten (helaas) en vele zoogdieren. LJ4H4154De organisator van de tour, Wim ten Have van Tanager Tours, zegt dat het mogelijk moet zijn zeker de helft van de lijst te horen of zien. David Geale, de gids bij deze tour, is een van de beste vogelaars, zo niet de beste, van Peru. Dat belooft wat!!
Ik doe de TV uit want morgen moet ik er vroeg bij zijn. De tour begint om 7:00 uur op het vliegveld.

Die nacht droom ik van jaguars en poema´s, over 100-den vogels die aan mijn camera voorbij komen, over otters die tijdens het zwemmen aan mijn tenen knabbelen. Zal deze droom bedrog zijn of een voorspelling die uit zal komen?

14 september 2006, Arequipa. Kippenvel, tranen en hartkloppingen

Vreemd eigenlijk. Nog geen uur geleden schreef ik mijn vorige hoofdstuk “dromerijen” waarin ik uitkeek naar 2 weken Manu. In dit hoofdstuk is Manu alweer een herinnering.
Met schrijven kun je de tijd zo snel laten gaan als je wilt en wat ik nu schrijf zijn eigenlijk herinneringen. Als je het goed beschouwt, schrijf ik geschiedenis.

Zo is het Manu-avontuur inmiddels geschiedenis maar nu is mijn hoofd er nog helemaal vol van. Mijn benen trouwens ook. Wat begon met een paar jeukende bultjes op mijn enkels en dag na dag steeds hoger gelegen lichaamsdelen bereikte is zich nu weer langzaam aan het terugtrekken. Nooit heb ik de beesten gezien die het veroorzaken maar volgens David, de gids, zijn het “chiggers” ofwel mijten. Minuscuul kleine spinnetjes die op een of andere manier vervelende jeukbulten veroorzaken.

Maar genoeg over kriebelaars. Er zijn veel interessanter dingen te vertellen maar ik weet niet waar te beginnen.
Het zou teveel pagina´s vergen de waargenomen vogels stuk voor stuk te beschrijven. 515 Soorten zou te langdradig worden. 20 Soorten zoogdieren zou nog kunnen maar dan wordt het zo´n opsomming. Laat ik maar een paar dingen op papier zetten die hetzij hartkloppingen, kippenvel of tranen hebben veroorzaakt.

Laat me met de eerste lodge beginnen. De Cock-of-the-Rock-lodge. De naam zegt het eigenlijk al, er zitten Rotshanen.
Al een paar keer eerder heb ik ze gezien maar het fotograferen ervan was steeds maar zo-zo. Ook nu weer. Grijs donker weer en nog regen ook. Niks dan bewogen foto’s. Maar op de terugweg aan het einde van de trip verbleven we nogmaals twee nachten in deze lodge en ik besloot het nogmaals te proberen. Nu s‘ochtends. Alleen zat nu de kijkhut vol met mensen. Bovendien maakten ze gebruik van flitsers, iets wat streng verboden is vanwege het gevaar van verstoring.
LJ4H4935Toen ik de Duitse gids zei dat het beter was om niet te flitsen reageerde hij dat de foto´s die zonder flits gemaakt worden inderdaad vaak beter zijn. Toen ik het nog duidelijker probeerde te maken en zei dat flitsen VERBOTEN ist vanwege de reacties van de vogels, ontkende hij dat en ging gewoon door.
Enfin, toen de vogels waren weg geflitst en de Duitse groep was aufgehoepfeld, bleef ik nog even zitten. Waarschijnlijk als dank voor mijn optreden kwam net voordat ik ook wilde inpakken nog even een Rotshaan vlakbij zitten en kon ik een paar platen maken om trots op te wezen. Een “kippenvel-moment”.

Aan het begin van de trip had David iets verteld over de Bamboo-Tanager. Maar ik zat meer om me heen te kijken dan te luisteren en ving er dus niet veel van op.
Even later stopte de auto en we liepen een eindje over de weg en stopten bij een paar hoge bomen omdat we wat gepiep en gekwetter hoorden. Een flock (gemengde groep vogels), voornamelijk Tanagers. Opeens riep David: ik geloof dat ik een Bamboo Tanager zie. Ik keek waar hij naartoe wees en zag de vogel die hij bedoelde: gele rug, oranje kruin en een zwart oogstreepje. Leuk, dacht ik nog, weer een nieuwe. De vogel bevond zich zo´n 15 meter van me af en ik vond het nog niet de moeite waard om te fotograferen. Veel takken en vrij donker, dat zal toch wel niets worden.

Had ik maar beter geluisterd naar Davids verhaal.

In 2000 werd de Bamboo Tanager voor het eerst gezien door Gunnar Engblom. Omdat men toen vermoedde dat het om een nieuwe vogelsoort ging, werden er verschillende “expedities” ondernomen om een exemplaar te “verzamelen” voor DNA onderzoek. In 2003 slaagde men erin een vogel te schieten (=verzamelen). Later zijn er nog 2 biologen geweest die hem hebben gezien en heeft David hem ook gezien. En nu dus……deze groep!
Had ik het maar geweten. Er zijn nog geen foto´s van deze vogel en een foto door mij was mogelijk geweest. Een wereldprimeur. Een “kippenvel-en tranen-moment”.

LJ4H4541Een “hartklopping-moment” had ik toen we nabij het Manu Wildlife Centre op het oxbow-lake (hetzelfde als eerder op TV) een vaartocht maakten. Hoofddoel was  om reuzenotters te zien maar we hadden pech. Ze waren in geen velden of wegen te bekennen.
Toen we terug vaarden naar de steiger waarvandaan de boot was vertrokken, zag ik iets in het water bewegen. Een rimpeling. Een otter?
Maar helaas, het was slechts een zwarte kaaiman. Geen idee waarom men ze zo noemt want ze zijn helemaal niet zwart.
Om de Kaaiman beter op de foto te krijgen ging ik languit plat op de boot liggen (of boot… eigenlijk was het een soort drijvend platform vlakbij het water, een steiger op 2 kano´s). Al fotograferend ontwaarde ik opeens vlak naast me in het water een nieuwe rimpeling. Een paar neusgaten en ogen kwamen uit het water omhoog, vlak naast me. Weer een kaaiman, op nog geen halve meter bij me vandaan. Veel te dichtbij naar mijn zin.
Een “hartklopping-moment” want ik schrok me een ongeluk. Blijkbaar schrok de kaaiman ook want hij verdween weer even snel als dat hij verschenen was.

Tenslotte nog een laatste gedenkwaardig moment. Niet dat er niet meer zijn maar anders wordt dit hoofdstuk te lang.
Gedurende ons verblijf in het Wildlife Center was er een bezoek aan de Macaw clay-lick gepland. Een clay-lick is een steile kleiwand, vaak aan een rivier, waar ara´s klei plegen te eten (niet likken zoals de naam doet vermoeden). De klei bevat zouten en mineralen die het gif, dat in sommige vruchten zit die ze eten, afbreekt.
Om half 6 vertrokken we. Eerst een half uur met de boot over de rivier daarna nog een halfuurtje lopen. Het was schemerig, bewolkt en het waaide behoorlijk. Niet echt weer waarvan je zegt “ha.. we gaan eens lekker naar een clay-lick”.

De rivier stroomt op sommige plekken best snel en de stuurman doet zijn best om de ondiepten, stroomversnellingen en de vele omgevallen bomen die in de rivier drijven, te ontwijken. Tussen een paar drijvende boomstammen steekt opeens een kop boven water: een tapir! De boot wordt gauw gekeerd en we varen langszij. De tapir is daar niet van gediend en duikt onder water. Even later komt hij aan de andere kant van de boomstam boven water, gaat aan land en verdwijnt in de jungle.LJ4H4088
Een wilde tapir!! Een stuk groter dan Vanessa, de halfwilde “huistapir” van de Lodge die ik gisteren een appel voerde.
Drie kwartier later zitten we in een hut zo´n 50 meter van de clay-lick. Het regent en bij regen komen ze niet wordt er gezegd.
Na een uur wachten houdt een andere groep het voor gezien en vertrekt. Wij houden vol want na regen komt zonneschijn. Weer een uur later kondigt een rauw gekrijs de komst van de eerste ara´s aan: groenvleugelara´s. Ook verschillende groepen parkieten komen een kijkje nemen. Na weer een uur wachten waagt de eerste ara zich op de kleiwand en al gauw komen de anderen. Het gekrijs en gekwetter is niet van de lucht. Ik tel zo´n 50 ara´s en vele honderden parkieten. Mijn camera ratelt als een machinegeweer.
Soms vliegen ze allemaal tegelijk op en lijkt de groen (jungle), blauw en rood (ara´s) en roodbruine (klei) kleurencombinatie op een schilderij van Cezanne.

Dingen die een normaal mens alleen op TV ziet. Gelukkig ben ik niet normaal en zie ik dit alles in het echt.

Een kippenvel-en tranen- moment waar je haast hartkloppingen van krijgt.

15 september 2006, Arequipa. Samen alleen

Op de kop af een jaar ben ik op weg. Vaak wordt er aan me gevraagd of het niet erg eenzaam is om alleen te reizen en of ik Nederland ook mis. Ja en nee voor beide vragen.

Ja, ik voel me soms eenzaam maar tegelijk als ik me zo voel weet ik dat ik me in NL ook wel eens eenzaam voelde. EN…ik weet dat het gevoel altijd verandert. Eenzame gevoelens gaan over in blijdschap, blijdschap soms weer in verdriet en weer terug naar gelukkig. Net een cirkel.

Als ik alleen ben praat ik graag tegen de anderen in mezelf. Niet hardop! De mensen zouden me gek verklaren, maar in mezelf. Zo praat de behoudende Jack vaak met de avontuurlijke Jack, de bange met de stoere en de zekere met de onzekere. Het zijn zo´n beetje de hoofdpersonen in de film die “dwaalgast” heet. Het scenario varieert met de plekken die ik onderweg aan doe. Er zijn bus-gesprekken, hotelconversaties en jungledialogen. Nooit voel ik me dan alleen.

Dikwijls, maar niet altijd, is het samen reizen met anderen me goed bevallen. Als het klikt, trek je langer met elkaar op en als het niet klikt gaat elk zijns weegs. Weer alleen.

Echt alleen voel ik me als een of meerdere van de “ikken” het laat afweten. Vragen worden dan niet meer beantwoord; er is stilte in mezelf en als ik die op dat moment niet goed gebruik, dan mis ik Nederland. Nee…… niet Nederland maar mijn vrienden en vriendinnen in Nederland.

Als ik aan Nederland denk is het eerste beeld dat in me opkomt een rij in blauwe blazers geklede mannen die op een druilerige, winderige en koude dag op een onoverdekt station op de trein staat te wachten. De trein heeft volgens de omroepster een ongekende vertraging.

Dat mis ik dus helemaal niet. Wat ik dan mis zijn de goede momenten met mijn vrienden: samen een biertje met Tacochips aan een van de Amsterdamse grachten, de strandwandeling in Bergen, de kop koffie met appelgebak in La place, de race naar een zeldzame vogel die net door de semafoon is doorgepiept, het dagje samen relaxen in de sauna of het bezoek aan een concert in het concertgebouw.
Als ik deze momenten te vaak, te regelmatig ga missen, dan kom ik terug. Maar ik weet zeker dat ook dat tijdelijk is. Voorlopig ben ik nog onderweg. Onderweg naar andere gesprekken en scenario´s. Als een “Remi” of een “Tamalone”. Alleen en samen met mezelf.

17 september 2006, Arequipa. Avondwandeling

Na mijn diner bij het restaurant “Zigzag” heb ik geen zin om direct terug te gaan naar het hotel. Ik maak nog een wandeling. Via de Plaza de las Armas, vol met op banken zittende vrijende stelletjes, loop ik naar Jerusalem. Nee….niet naar Israël maar naar de straat hier in Arequipa die zo heet. LJ4H1535Een winkelstraat. Om 8 uur s´avonds nog erg druk en dichtbevolkt. Winkels waar je baby-Alpaca wollen kleren kunt kopen, mobiele telefoons en twee-, drie- of vierdaagse Colca Canyon trips. De straat leeft en de drukte is enorm. Hier en daar lopen politiemensen die zo nu en dan zonder aanwijsbare redden hard op hun fluit blazen. Maar naarmate ik verder van het centrum kom, wordt het rustiger, donkerder en zelfs grimmiger. Ook de mensen veranderen. Blanke toeristen en verwesterse autochtonen maken plaats voor straatventers, bedelaars en bestoppelde dronken mannen. Het gehalte be-rolluikte gebouwen neemt toe, het aantal straatlantaarns af. Mijn verstand roept “ga terug!” maar mijn nieuwsgierigheid groeit. Wat is hier nog meer? Hoe leven de mensen hier vraag ik mij af.

Vanuit een donkere portiek hoor ik een “pssssst”-geluid. Twee dames met decolletees bijna tot aan hun knieën nodigen me uit tot een gezellig samenzijn. Eentje komt zelfs uit de beschermende duisternis tevoorschijn, grijpt me bij mijn kruis en met een geile blik belooft ze me “bueno sexo”. Ze is mooi maar de gedachte aan “eraf-vallende ledematen” dwingen me door te lopen. Nog even loop ik door de duisternis in. Ik zie mannen die aan de hand van Coca bladeren de toekomst voorspellen. Op de stoep liggen in dekens gehulde mensen te slapen. Het leven is hier anders dan in het centrum. Armoede, hopeloosheid, de rand van de maatschappij aan de rand van de stad. Hier is leven overleven. Een strijd die elke dag gevoerd moet worden. Hier is een dag geen verkoop van toekomst, lichaam of snoepjes een dag zonder eten, met honger.

Ik loop weer terug. Weer de veilige drukte in. Terug naar mijn comfortabele hotel met zacht bed en warme dekens.

Na een omzwerving naar Chili en Argentinië (zie de betreffende reisverhalen), kom ik weer voor een maand terug naar Peru.

Nasca, 18 december 2006. De astronaut van Nasca

Vroeger tekende ik veel. Nu ook nog wel, maar veel minder. Soms was het een uitdaging om een figuur te tekenen zonder het potlood van het papier te halen. Dat ging de ene keer beter dan de andere keer. Een eenvoudig poppetje of een simpele vlinder ging nog wel maar als het een wat moeilijker figuur was, dan was de verleiding groot om het contact met het papier te verbreken en een nieuwe lijn te beginnen.
P_2_012_LJ4H7752In het zuiden van Peru ligt het plaatsje Nasca, midden in de woestijn. Het is erg warm en het regent er bijna nooit. Nasca staat bekend om de lijnen en figuren die op de woestijnvlaktes staan afgebeeld. Ze zijn pas in de vorige eeuw ontdekt. Een piloot die toevallig over dit gebied heen vloog zag vreemde rechte lijnen, vlakken en figuren in het zand. Grote figuren. Soms wel 120 meter lang, de lijnen soms wel 6 kilometer lang en kaarsrecht. En…. de meesten ervan alleen vanuit de lucht te herkennen. Een aantal van deze figuren bestaat uit slechts 1 enkele doorlopende lijn. Net zoals ik vroeger mijn “1-lijn-figuurtjes” tekende.

Langs de Panamerican Highway zijn 2 hoge uitkijktorens geplaatst. Maar daar kun je slechts een paar Nasca figuren zien. Een vliegtuig is natuurlijk veel beter om de lijnen te kunnen zien. Maar waar haal je zo gauw een vliegtuig vandaan? Gelukkig heeft de Nascaanse toeristenindustrie daarin voorzien en is het mogelijk om voor niet al te veel geld een rondvlucht te maken. Van diverse anderen had ik al gehoord dat het zeer de moeite waard was en van ieder van hen kreeg ik het advies: ”ga vroeg in de ochtend, neem geen ontbijt van tevoren en neem voor alle zekerheid een spuugzak mee”. Dit laatste vanwege het vele gedraai in de lucht zodat alle passagiers de lijnen goed kunnen zien. Mensen die tot nu toe steeds mijn verhalen hebben gelezen denken nu waarschijnlijk: “er komt weer een kotsverhaal”. Antwoord: NEE! Het enige wat ik erover kwijt wil is dat er gespuugd is maar gelukkig niet door mij.

Om half 9 s’-ochtends “taken we off” zoals dat heet en na een minuut of 5 zien we de eerste lijnen al. Eigenlijk zijn het lijnen en vlakken. Trapeziumvormige vlakken. Dan komen we bij de meer herkenbare figuren. Zo zien we de Condor, de Walvis, de Flamingo, de Spin en de Kolibrie. Op een berghelling zien we zelfs een figuur van een persoon die zijn hand opsteekt. Hij of zij wordt de Astronaut genoemd.P_2_014_LJ4H7761

Er gaan verschillende verhalen rond over het hoe en waarom van de figuren en lijnen. Eerst wat feiten: de figuren zijn 1500 tot 2200 jaar geleden gemaakt. De oudste figuren zijn die van dieren en andere wezens. Daarna zijn de spiralen en lijnen gemaakt en weer later de vlakken. De meeste figuren zijn gemaakt door materiaal van de bodem weg te halen zodat de lichtere onderlaag tevoorschijn komt die lijn vormt. Voor de rest is het gissen. Paden (de lijnen) en pleinen (de vlakken) die gemaakt zouden zijn voor ceremonies. Lijnen die, waar ze elkaar snijden, heilige plekken zijn. P_2_015_LJ4H7769Op de snijpunten zie je de sporen van de schatgravers die, hopend op het vinden van potten met goud en juwelen, diepe kuilen hebben achtergelaten en lijnen hebben vernield. De lijnen en vlakken zouden landingsbanen zijn voor ruimteschepen van buitenaardsen. De astronaut afbeelding en het figuurtje met 2 handen waarvan de ene 4 en de andere 5 vingers heeft “onderstreept” deze theorie nog eens.

De Duitse onderzoekster Maria Reiche, die een groot deel van haar leven in Nasca heeft besteed om de lijnen te bestuderen, ontdekte dat in ieder geval 2 afbeeldingen te projecteren vallen op een paar sterrenbeelden. Zijn de figuren kosmische kalenders?
Na ongeveer 40 minuten rondvliegen keren we terug op het vliegveld. Een bijzonder fenomeen en vele vragen rijker. Die avond is er een voordracht in het Nasca-lines Hotel. Maar ook daar geen concreet antwoord op het Nasca geheim. Theoriën, veronderstellingen. Niets meer en niets minder.

In de weken volgend op het Nasca bezoek zie ik steeds nieuwe lijnen. Lijnen die gevormd worden door geplante gewassen, lijnen van irrigatiekanaaltjes, lijnen van Inca-bouwwerken, vlakken van zoutpannen. P_2_023_LJ4H8236Steeds brengt het mijn gedachten op de Nasca lijnen. Maar de meest opmerkelijke Nasca-reminder was tijdens een bezoek aan een grot, hoog in de Andes nabij Huaraz. Onderweg naar een gletsjer wees de gids op een wand met prehistorische rotstekeningen. Figuurtjes van Llamas, jagende mensen, wat onbeduidende krabbels en…….daar was hij weer: een klein poppetje met een rond koppie: de Astronaut! Zou het dan toch waar zijn?!

Cusco, 27 december 2006. Lachend uit de kerk

De aankomst in Cusco is eerder dan verwacht. Om half 6 s’-ochtends stopt de bus, na een tocht van 10 uur, terwijl ik verwacht had dat we er pas om een uur of 10 zouden aankomen. Het is nog half donker, de straten zijn nog nat van de regen van afgelopen nacht. Het doet een beetje triest aan. Ik ben doodmoe want in een steeds bochten draaiende bus kon ik niet slapen. We nemen een taxi naar het hotel. De taxichauffeur weet de weg niet goed maar na een poosje komen we toch bij de juiste plek aan: een hotel tegenover de markt en naast het treinstation. De buurt ligt vol met zwervers. Het trieste gevoel neemt toe. Als dan ook de kamer nog vrij donker is daalt de stemming nog verder. Ondanks de vermoeidheid besluiten we om eerst een stukje door Cusco te gaan lopen.

De kerken zijn al open en we lopen bij eentje naar binnen. De paus kan trots zijn op Peru want er zijn al vele biddende, kruistekens makende gelovige mensen in kerkbankjes. De kerk op de Plaza de las Armas is groot en staat vol met vergulde beelden en altaren. Mensen lopen langs madonnabeelden. Kruizen aan de muur met eraan hangende Jezussen. Het lijden van Jezus doet de gelovigen waarschijnlijk goed. Maria is veruit de favoriete aanbedene. Maria’s met Jezuskinderen, Maria’s met bloedende harten in de hand, Maria’s in rode gewaden en in blauwe gewaden. Ze wordt aanbeden door de gelovige menigte. Had Mozes, toen hij met de tien geboden van de berg afkwam, de bevolking niet verboden om een beeld (toen van een ram, het toenmalige symbool van vruchtbaarheid) te aanbidden? De ram is sindsdien tot duivels teken verklaard en Maria heeft de plaats ervan blijkbaar ingenomen. Overal in de kerk is bladgoud. Ik vind het allemaal best mooi maar ik vraag me ook af of dit goud misschien in het verleden door Pisarro en diens bendeleden ‘in Gods naam’ van de Inca’s is geroofd. Zelfs sommige biechtstoelen zijn verguld. Misschien voor de zwaarste zondaars.

Ik ga achteraan op een kerkbankje zitten en bekijk de biddende mensen voor me. Sommigen zijn tot tranen toe geroerd. Ik geloof er niet in. Vroeger moest ik altijd tegen mijn zin mee naar de kerk. Die zat dan vol met oude grijze mensen en het rook altijd een beetje naar pepermunt. Nooit was een kerkgang voor mij een vrolijke gebeurtenis. Kerk was voor mij een kwelling. Ik voel me nu een ketter te midden van de gelovigen. Een blinde, misschien, in het land der zienden.

Maar er zijn er die nog erger zijn dan ik. Als ik naar het voor mij staande aanbeden beeld kijk, zie ik plotseling boven de kerkbanken een hondenstaart voorbij huppelen. Even later komt de hond naast de kerkbanken beter in het zicht. Het is een grote vrolijk kijkende kwispelende zwart witte hond die regelrecht naar de vergulde biechtstoel loopt. Hij snuffelt even, kwispelt wat heftiger, tilt zijn poot op, piest tegen de biechtstoel en even vrolijk loopt hij de kerk weer uit, alsof het zijn dagelijks werk is. Is de hond misschien een reïncarnatie van de vroegere beeldenstormers? Wie zal het weten? Ik ging in ieder geval voor het eerst van mijn leven lachend de kerk uit. Het werd een vrolijke dag.

Arequipa, 26 december 2006. Een knipoog van een Condor

Tijdens mijn eerste bezoek aan Peru (juli-september 2006) was ik al in Arequipa geweest. Een mooie stad met een aantal leuke bezienswaardigheden. Zo is er het Santa Catalina klooster. Toen alleen overdag gezien en al zeer fotogeniek, ditmaal ook door de lens gezien tijdens de avond. Prachtig!! Naast het klooster is het ook de moeite waard om de mummie van “La Capaccocha” te bezoeken, of meer populair “Juanita”. Een meisje wat zo’n 550 jaar geleden door de Inca’s aan de Apu (berggod) Ampato is geofferd. Op 8 september 1995 werd de mummie ontdekt op de Ampato vulkaan op zo’n 6300 meter hoogte. In een glazen vrieskist is ze nu in het Museo santuarios Andinos te zien. Lang haar, mooie kleding, de huid nog vrij gaaf alsof ze bij wijze van spreken gisteren was ingevroren. Een begeleidende film en rondleiding maakt het hele bezoek zeer interessant. Doen dus als je er bent!

LJ4H5900Arequipa is DE basis voor een bezoek aan de Colca Canyon, de op een na diepste Canyon ter wereld (de diepste is de Canyon de Cotahuasi en ligt 50 km verderop) maar daar kom ik niet voor. Ik kom voor de Condors die daar goed te zien moeten zijn. Ook tijdens mijn tweede bezoek aan Peru bezocht ik deze Canyon. Het volgende verhaal schreef ik na mijn eerste bezoek en is alleen nog maar gepubliceerd in de “Kruisbek”, het verenigingsblad van Vogelwacht Utrecht, nog niet op mijn website. Vandaar dus nu dit verhaal: Een knipoog van een Condor.

De weg van Arequipa naar Cabanaconde is voor een deel geasfalteerd maar het grootste deel is onverhard. De bus hobbelt, stofwolken drijven binnen en hoest- en niesbuien zijn het gevolg. Maar… het is de moeite waard. Het uitzicht is fantastisch, het landschap ruig, kaal maar onvoorstelbaar mooi. In de verte torent de vulkaan El Misti hoog boven de andere bergen uit. Net voor het hoogste punt van de busrit zijn er wat meertjes en moerassen. Ik zie puna-Ibissen. Koppeltjes zwart-witte Andesganzen vallen goed op. Vele eenden en koeten op de plasjes. De bus stopt niet. Graag zou ik hier even willen vogelen. Maar het doel van de tocht ligt hoger, figuurlijk gezien. Ik ben op weg naar de Colca Canyon want….. er zitten condors. s’-Werelds grootste roofvogels. Een gewicht van bijna 12 kilo en een spanwijdte van ruim 3 meter. Een vogel waarbij onze “vliegende deuren” (Zeearenden) bij in het niet vallen. De beste plek om de Condors te zien, de Cruz del Condor, ligt een kilometer of 10 van het plaatsje Cabanaconde vandaan. s’-Ochtends vroeg maak je de beste kans om de vogels al thermiekend uit de kloof te zien opstijgen.

In Cabanaconde is een hotel gauw gevonden. Het plaatsje is een klein boerengehucht. De huisjes zijn opgetrokken uit rotsblokken en gedroogde kleiblokken. Golfplaten houden de boel droog. Een grijsbruin en enigszins kil aandoende bebouwing. Zo kleurloos de huizen zijn, zo kleurrijk zijn de mensen. De vrouwen dragen er de kleurrijkste kleding die ik tot nog toe heb gezien. Geborduurde lange rokken en al even kleurrijke hoeden. Wat een contrast!
Als de zon achter de bergen verdwijnt, koelt het snel af. Ik eet wat en ga vroeg naar bed want ik wil er morgenochtend vroeg bij zijn. De wekker zet ik op half zes. Maar zo lang hoef ik niet te wachten. Een haan begint zo rond een uur of twee te kukelen en activeert daarmee de rest van de niet onaanzienlijke Cabacondese hanenbevolking. Om een uur of vier is het blijkbaar “balk-tijd”. De eerste ezel begint pal naast mijn kamer te balken en net als bij de hanen krijgt “mijn” ezel bijval van 10-tallen medebalkers. Het dorpje hadden ze beter Ca-balk-a-conde kunnen noemen. Als om een uur of 5 ook de varkens en de kalkoenen hun geknor en aria’s inzetten ga ik mijn bed maar uit. In ieder geval op tijd.

Hoewel men mij gisteravond vertelde dat ik beter de bus van 8 uur kan nemen omdat die van 7 uur vaak erg vol is, ben ik eigenwijs en sta ik toch al om half 7 bij het plein waar de bus vertrekt. De bus is inderdaad erg vol. Stikvol. Ik kan er nog net bij. Na een half uur ademnood plop ik haast als een champagnekurk uit de bus. Lucht!
LJ4H6229Het uikijkpunt betsaat uit verschillende platforms. In Arequipa is mij door een Nederlands stel geadviseerd niet het hoogste punt te nemen. Zij hadden het lager gelegen punt genomen en daar waar de condors vlakbij langs gevlogen. Als ik daar aankom is het nog niet zo druk maar al gauw stoppen meerdere minibusjes en touringcars vol met condortouristen. Amerikaans geknauw dat de Californische condor veel zeldzamer is, Canadezen die beweren dat hun Bald Eagle veel mooier is en verder veel Fransen en Belgen. Opeens een kreet “condor”!!! Er wordt naar boven gewezen. Een Black-Chested Buzzard Eagle (een veel voorkomende roofvogelsoort) vliegt over ons heen maar het merendeel van het publiek denkt een condor te zien.

De camera’s klikken. Ik hoor een Amerikaan zeggen “it’s much smaller then our condor”. “Sukkel”, denk ik en ga op zoek naar een echte condor. Volgens ingewijden komen ze altijd tussen half 8 en 8 uur. En het is al kwart over 8. De eerste groepen vertrekken al weer. Ik blijf! En, het wachten wordt beloond.
Als ik ver beneden me over de rotswanden speur, zie ik er een grote donkere schaduw overheen glijden. Maar waar is de vogel? Even later zie ik hem. Erg veraf maar onmiskenbaar. Zwart, met witte kraag en deels witte bovenvleugels. Een Andescondor. Condor!! Roep ik. Maar ik ben de enige die hem ziet. Je hoort de mensen denken “hij heeft het zich vast verbeeld” . Even later wordt hun twijfel weggenomen en mijn eer gered want er verschijnt een condor. Nu veel dichterbij, een jonge vogel ditmaal. Thermiekend komt hij op ooghoogte en vliegt hij op nog geen 10 meter voorbij. Mijn camera ratelt als een mitrailleur. Als daar geen mooi plaatje bij zit!!LJ4H6026

In de volgende 20 minuten beleeft de condor-show zijn hoogtepunt. Maar liefts 5 condors, 2 volwassen en 3 juveniel, laten zich van alle kanten zien. Als slotstuk komt een van de jonge vogels rakelings langs scheren en terwijl ik foto’s neem blijft hij recht in de camera kijken. Eigenlijk komt hij TE dichtbij want ik heb de vogel maar half in beeld. Om 9 uur is het voorbij. Ik vogel nog wat rond maar ga daarna terug naar het dorpje.

Als ik in mijn hotel de foto’s op het beeldscherm bekijk, valt mij op dat een van de condors op een foto een oog dicht heeft. De laatste vogel die mij recht aankeek knipoogde naar me!! Naast mijn life-list (lijst van alle vogels die ik heb gezien), jaarlijst, tuinlijst en raaklijst kan ik nu ook een knipoog-lijst beginnen. En ik hoop dat er nog vele knipoogsoorten bijkomen.